Categorie archieven: solo

solitude

Op zaterdagavond alleen thuis zijn vind ik altijd nét even wat ingewikkelder dan op andere avonden. Heel gek, want in mijn drukke leven is het een verademing om eens een avond in m’n eentje met de krant of een boek op de bank te zitten. Zo vaak gebeurt dat niet. Muziekje erbij, kaarsje aan, een pot thee op tafel – heerlijk. Doordeweeks, zittend op diezelfde bank, wil ik de laptop er nog wel eens bij pakken om een klus af te maken. Maar in het weekeind is me-time ook echt tijd voor mezelf. En dat is fijn.

Toch ben ik me  juist op zaterdagavond meer bewust van mijn alleenstaande moeder-status dan doordeweeks. Alsof ik me ervoor moet schamen dat ik op dé uitgaansavond van de week uitsluitend gezelschap van de katten heb. Toen ik net alleen woonde, ruim drie jaar geleden alweer, zou ik op een avond als deze beslist mijn telefoon gepakt hebben om iemand te zoeken met wie ik de stad in kon gaan. Nu blijf ik rustig zitten op die bank. Ik ben zelfs blij dat ik geen stelletjes-etentje heb, of tot diep in de nacht moet dansen. Alleen zijn met mezelf: ik leer het steeds meer te waarderen.

Alleen zijn heeft vaak een negatieve klank: alsof je pas compleet bent in gezelschap van anderen. Maar alleen zijn is niet positief of negatief: het is een neutrale situatie. In het artikel ‘Breng meer tijd door met jezelf’ (Filosofie Magazine februari 2018) zet filosoof Lars Svendsen eenzaamheid tegenover de Engelse term ‘solitude’: positieve afzondering. Solitude – ik vind het een prachtig woord. Svendsen ontkent de aanname dat het aantal eenzame mensen toeneemt. Er is geen toename van eenzaamheid, er is alleen meer aandacht voor, stelt hij. Het probleem is niet dat we vaak alleen zijn – we zouden juist vaker tijd met onszelf moeten doorbrengen. We proppen onze agenda’s veel te vol met allerlei sociale activiteiten. ‘In eenzaamheid ben je alleen met jezelf, terwijl je in solitude samen met jezelf bent. Je ervaart de afwezigheid van anderen dan niet als een gebrek, maar juist als een mogelijkheid om te genieten van je eigen aanwezigheid,’ zegt Svendsen in het artikel.

Tijd om te mijmeren, om je gedachten te ordenen, om gewoon even te lummelen – we gunnen het onszelf steeds minder. Zijn we alleen, dan pakken we meteen onze telefoon om te gaan appen of op Facebook te kijken. Alsof het gezelschap van jezelf niet voldoende is. Alsof je altijd een ander nodig hebt om jezelf compleet te kunnen voelen.

Eenzaamheid is een verlangen naar verbinding met anderen dat niet vervuld wordt, zegt de filosoof. En daar zit ‘m volgens mij de crux. In een relatie, vriendschap of gezelschap kun je je eenzaam voelen omdat je niet in contact staat met de ander of de anderen. In je eentje thuis op de bank hoef je je helemaal niet eenzaam te voelen, omdat je in contact bent met jezelf. ‘Als je alleen zijn niet prettig vindt, zegt dat iets over de relatie die je met jezelf hebt,’ zegt Svendsen. ‘Het betekent niet dat je die tijd voor jezelf niet nodig hebt.’

Ik schenk mezelf nog maar eens een kop thee in, hier naast de katten op de bank. Maar mórgenavond zit ik gezellig weer in de kroeg.

Facebook en de macht van het getal

‘Je vriend Daniel bezoekt een evenement bij jou in de buurt.’ ‘Casper heeft een bericht van Marjanne leuk gevonden.’
Zodra ik ’s ochtends mijn Facebook-app open, word ik bedolven onder dit soort berichten. Ik word meteen aan het werk gezet: bekijk dit grappige filmpje, feliciteer de nicht van je ex, bedenk of je mee wilt naar dat culinaire festival … en of ik wil of niet, ik kijk. Ik klik. En ik lees. Facebook heeft me in zijn macht.

Is dat erg? Niet altijd. Want die verslavende werking heb ik zelf in de hand. Ik beschouw Facebook als een dagboek annex fotoalbum: ben ik op een evenement, in de bioscoop of aan het strand, dan plaats ik een foto. En natuurlijk is het leuk als mensen op die foto reageren. Ik geef toe dat ik vaak een update plaats op vrolijke momenten – ik ben niet ongevoelig voor Facebookhappiness. Maar ook mijn mindere momenten deel ik zo nu en dan. En ik heb regelmatig goede discussies op Facebook. Soms zijn er dagen dat Facebook me er echt even doorheen sleept.

Toch baal ik steeds vaker van de macht die Facebook over me heeft. Ook al plaats ik dagenlang geen bericht, de app weet me continu te verleiden om terug te keren. Om er vervolgens veel langer rond te blijven dwalen dan me lief is. Want: ‘even kijken wat die-en-die vriend op Prikbord Lunetten heeft geplaatst’. En: ‘wat is dat voor evenement?’ En dan zijn er nog de samenzweerderige meldingen over herinneringen die ik volgens Facebook ‘vast wel leuk vind om te zien’. Bijvoorbeeld de sleuteloverdracht van een vorige woning met een vorige man. Of de intieme details die ik gepresenteerd krijg uit het leven van vage kennissen. Ik wil het niet zien, ik wil het niet weten. Maar ik lees toch. Steeds weer wordt mijn nieuwsgierigheid gewekt.

Ik weet: ik hóef niet te kijken. Maar ik ben zwak. En miljoenen Facebookgebruikers met mij. Op uitgekiende wijze weet het team van Mark Z. ons keer op keer weer in het drijfzand van andermans en lief en leed te laten wegzakken, ons berovend van onze kostbare tijd. Het zit ‘m vooral in de macht van het getal: dat rode rondje met het getal ’15’ erin geeft ons een kick.  Veel ‘vrienden’ hebben laat ons voelen: ‘ik hoor erbij, ik ben geliefd’.

Ik weet ook: ik kan mijn profiel met enkele muisklikken verwijderen. En misschien doe ik dat ook wel een keer. Maar er is een middenweg. Begin deze week heb ik de Demetricator van kunstenaar Ben Grosser op mijn laptop geïnstalleerd. Dit is een plugin die alle getallen uit Facebook weghaalt. Bij mij geen hysterisch rood bolletje meer: ik heb geen idee hoeveel likes er onder mijn berichten staan. Ik word niet meer geattendeerd op kennissen die hun regenlaarzen te koop hebben gezet. En ook weet ik niet wanneer iemand iets gepost heeft: in plaats van ’tien minuten geleden’ staat er ‘recently’ onder een bericht. Juist van die getallen gaat een verslavende werking uit, redeneert Grosser namelijk. Als je een nieuwe profielfoto hebt geplaatst, kom je ieder kwartier naar Facebook terug om te kijken hoeveel likes de foto heeft. En staan er nul reacties onder een post, dan durf je minder snel een like te geven dan wanneer tientallen mensen je voorgingen.

De Demetricator maakt korte metten met de slinks zuigende moerasmethodiek. Het maakt Facebook in elk geval al stukken minder aantrekkelijk. De volgende stap is misschien een detox in de vastentijd, die op 14 februari begint. Lijkt me een bevrijding. In plaats van oppervlakkig van het ene naar het andere bericht te hoppen, lekker de tijd nemen voor een ondoorgrondelijk boek. Met héél veel pagina’s.

Wil je de Demetricator ook installeren? Lees hier de instructie

wij

‘Ik ga proberen te zeggen wie wij zijn. En dan bedoel ik niet ik, de schrijver en jij, de lezer. Maar het grote wij, dat reikt tot ver voorbij de muren van het huis, de trein, of het vliegtuig waarin je dit boek leest.’ Zo begint Wij van ‘stand-upfilosofe’ Laura van Dolron. Het boekje is de tekst van de gelijknamige theatervoorstelling waarmee de schrijfster door het land trok.

WIJ. Het is een lastig persoonlijk voornaamwoord. IK en JIJ zijn tenminste duidelijk. ZIJ en HIJ ook. Je weet meteen om wie het gaat. Met WIJ, JULLIE en ZIJ is dat lastiger – wie horen daar precies bij? WIJ heeft bovendien iets zelfingenomens. Iets arrogants. Of, zoals Laura van Dolron schrijft: ‘Wij. Er brandt een warm lichtje, er zoemen bijen omheen, maar er staat ook een hek dat dichtklapt. Afhankelijk van aan welke kant je staat, klinkt dat geluid afschuwelijk of geruststellend.’

Wij heeft inderdaad twee kanten. Een comfortabele en een beklemmende kant. Mensen zijn gezelschapsdieren: in een groep is het aangenaam en vertrouwd. Dat geldt ook voor liefdesrelaties. Jezelf de helft van een stel te weten geeft een warm en speciaal gevoel. Vertellen dat ‘we’ zaterdag naar de film zijn geweest klinkt prettiger dan ‘ik ging naar de bioscoop’. De laatste zin kan eenzaamheid impliceren: ‘Joh, ging je helemaal alleen?’ Een groep is veilig,  een groep is gezellig. ‘Alleen is maar alleen,’ wordt er vaak gezegd. Veel stelletjes hebben de neiging voortdurend in de wij-vorm praten, ook op momenten dat de ander zich niet aan hun zij bevindt. Alsof ze samen één entiteit zijn. Het lijkt erop dat het belangrijk is om te laten weten dat je iets niet in je eentje hebt meegemaakt. Als je een meervoud bent, neemt de waarde van een belevenis blijkbaar toe.

Jezelf onderdeel maken van een ‘wij’ heeft echter ook iets gemakzuchtigs. Je hoeft niet meer te opereren als individu. Je bent onderdeel van een geheel. Je hoeft niet meer zelf te denken; je kunt je verschuilen achter de mening van de groep. Terwijl die individuen met die unieke meningen elkaar juist zo goed kunnen aanvullen.  De groep wordt dan een team, geen eenheidsworst. ‘Wij’ kan ook een uitsluitmechanisme vormen: jij hoort er niet bij. Niet bij mij en mijn nieuwe partner. Niet bij mij en de mensen met wie ik in het verleden van alles beleefde. Niet bij onze politieke partij, onze wijk, onze voetbalclub. Niet bij ons land, niet bij ‘ons soort mensen’.

Maar wie ben je dan eigenlijk? Wie is die WIJ? Op die vraag antwoordt Laura aan het einde van het boek: ‘Wij zijn als de geliefde die het uitmaakt met de mededeling “Ik ga bij je weg om mezelf te vinden”. Dat werkt nooit. (…) Je krijgt alleen maar een nog grotere identiteitscrisis dan die je al had, omdat je die ene persoon wegstuurt in wie je jezelf zou kunnen vinden.’ Ze schrijft verder: ‘Wij verzetten ons tegen mensen die ons kunnen helpen met het vinden van onze verlangens, onze vragen, onze pijn. Die vinden we (…) door onszelf even te vergeten, in een stap dichterbij een ander mens en daardoor misschien een stap dichter bij onszelf.’ Met andere woorden: zoek de anderen op. Zij zijn het antwoord.

Ik werd soms helemaal kriegel van al het wij-gebruik in het boek. Neeee, voelde ik in al mijn vezels, ik ben ik, ik ben geen wij! Maar, zoals Laura schrijft, belangrijker dan de discussie ‘wij – zij’ of ‘wij – ik’ is het om de verbinding te zoeken. En daarbij hoeven ‘jij & ik’ wat mij betreft niet per se een ‘wij’ te worden.

 

 

 

 

op zoek naar stilte

‘Stilte zet je tegen de muur.’ Dat is één van de uitspraken die blijven hangen na het zien van In Pursuit of Silence in ’t Hoogt. De documentaire van de Amerikaanse filmmaker Patrick Shen laat zien wat het effect van stilte en geluid is op onze gezondheid en ons welbevinden. 

De film opent met beelden uit de natuur: we zien een wuivend korenveld en een bos. Het enige geluid is het suizen van de wind door de halmen of de bladeren. Een Japanse onderzoeker vertelt dat hij proefpersonen een paar uur in het bos laat zitten, verbonden aan allerlei meetapparatuur. De stresshormonen nemen aanzienlijk af na een verblijf van een paar uur in de stille natuur. We zien monniken in een klooster en een Amerikaanse student die een ‘zwijggelofte’ heeft afgelegd: hij trekt een jaar lang met zijn rugzak door Amerika en praat niet. Communicatie verloopt via briefjes. Aan de filmmaker wil hij wel laten lezen wat hem dat tot nu toe heeft opgeleverd: de dagen worden vloeiend voor hem en hij komt meer tot de kern van wat er echt toe doet in het leven.

In de film horen we een schitterend verhaal over de componist John Cage, die in de jaren 50 voor het eerst het stuk 4.33 ten gehore bracht. In een concertzaal nam de pianist plaats en bleef 4 minuten en drieëndertig seconden roerloos achter de vleugel zitten. De zaal was uitzinnig van woede; het publiek eiste zijn geld terug. Het riep de vraag op: is dit wel muziek? Cage wilde met dit experiment aantonen dat er altijd geluid is, ook al kinkt er geen muziek: je hoort je eigen hartslag, de ademhaling van mensen om je heen en ander omgevingsgeluid. En niet te vergeten: je eigen gedachten. Nare herinneringen, vervelende eigenschappen van jezelf of moeilijke kwesties waar je liever niet aan denkt, bijvoorbeeld. Inmiddels wordt de compositie gezien als een meditatief moment. De luisteraars zijn de woede voorbij. (Op Youtube zijn diverse uitvoeringen van 4.33 van John Cage te vinden.)

Stilte is ook eng. Het confronteert je met jezelf. Iemand in de film zegt: we zijn het verleerd om alleen te zijn, we ontvluchten de stilte. Een kwetsbaar beeld in de documentaire is een laag overvliegend vliegtuig, gefilmd vanaf de grond, onder een huis met een rood pannendak. Op het dak zit een vogel. Je hoort het brullende vliegtuig en ziet het kopje van de vogel naar opzij gaan: het diertje is weerloos tegen zoveel overmacht. En wij zijn dat ook. Geluid en afleiding nemen ons in beslag, het overvalt ons. Maar niet altijd. Je kunt er ook voor kiezen om de rust op te zoeken. Je tegen de muur te laten zetten door die stilte en te luisteren naar jezelf. Het is minder saai dan je in eerste instantie zou denken.

 

zelf doen (2): dating

Het solobestaan heeft vele pluspunten. Vooral het alleen wonen bevalt me uitstekend. Dat wil echter niet zeggen dat ik geen behoefte heb aan een leuke man aan m’n zij. Maar ja, hoe vind je hem, die leuke man? Ik benijd de mensen die koeltjes zeggen ‘Een spontane ontmoeting, of anders niet’. Ik vraag me zelfs af of het geen grootspraak is: ze zijn vást stiekem aan het Tinderen. En wat is er mis mee om het lot enigszins te sturen? Als je de veertig gepasseerd bent is het niet vanzelfsprekend dat die leuke meneer of mevrouw met wie je aan de praat raakt, óók op zoek is naar een liefje. Sterker nog, ik ontmoet regelmatig mannen die in de eerste vijf minuten van een gesprek dreigend de woorden ‘mijn vrouw’ laten vallen. Met andere woorden: ‘kom niet te dichtbij.’ Kroeg of dansvloer zijn zeker goede visvijvers. Een prima plan om de smachtende medemens daar een handje te helpen. Zo zag ik in café Kalff dit mooie bierviltje dat je heimelijk in iemands tas of jaszak kunt laten glijden.

Een jaar geleden riep ik nog stoer ‘dating is niet aan mij besteed’. Maar stiekem keek ik wel eens in de krant. Want heus, contactadvertenties bestaan nog. De keus is bedroevend; wekelijks melden zich hooguit twee 75-plussers onder de rubriek ‘man zoekt vrouw’. Op dezelfde pagina adverteren de relatiebemiddelingsbureaus. Als ik kies voor hun diensten komt er een dame bij me thuis die ‘op discrete wijze mijn wensen in kaart brengt’ en dan persoonlijk voor me op zoek gaat ‘naar een geschikte levenspartner’. Wat een service! Maar zou er nog een markt zijn voor dit soort bureaus? Zoeken solo’s niet liever zélf? Ik denk het wel. De datingapp is hot.
Maar welke app kies je dan? Ik heb er drie getest (zuiver uit journalistieke belangstelling, zoals jullie zullen begrijpen). Allereerst Tinder, de bekendste en meest gebruikte. De app wordt wel geringschattend een ‘vleeskeuring’ genoemd. En eigenlijk is het dat ook. Uiteráárd kijk je eerst naar de foto’s. Is de man niet aantrekkelijk, is de foto onscherp? Of staat hij patserig naast zijn veel te dure auto of met een enorme karper in zijn armen te poseren? Dan swipe je zo’n man opzij en zie je hem nooit meer terug. Iemands uiterlijk geeft direct een indruk. Je kunt het een vleeskeuring noemen. Maar laten we eerlijk zijn – ook op het terras of in de kroeg kijk je naar iemands gezicht, uitstraling en lichaam. Op Pepper idem dito: je kijkt eerst of je iemand er leuk uit vindt zien. Voordeel van Pepper is het ‘moodboard’ dat je maakt, een collage van foto’s uit je leven. Zo scan je snel iemands hobby’s en voorkeuren. Ook hier natuurlijk vele opschepperige plaatjes. Maar als je  er doorheen kunt prikken, leidt dat tot leuke gesprekken. Want zowel bij Tinder als bij Pepper is dat stap 2: is er een ‘match’, dan opent zich het chatvenster en kun je met elkaar in gesprek. Zo heb je al gauw in de gaten of iemand humor heeft, origineel uit de hoek kan komen en niet onmiddellijk over seks begint. En, heel belangrijk, geen tientallen stijl- en spellingfouten maakt. Een behoorlijke afknapper. Ook Happn heb ik geprobeerd. Nog meer dan Tinder is dit een locatiegebaseerde app: je ziet welke mannen op welk moment van de dag jouw pad hebben gekruist. Dankzij Happn weet ik precies welke single buschauffeurs door mijn wijk rijden. Happn staat garant voor snelle actie – liep iemand vijf minuten geleden langs jouw terras, dan kun je hem mákkelijk nog even op de schouder tikken.

Natuurlijk zijn al die apps bedoeld als opstapje naar Echt Contact. Ook over dat proces kan ik een aardig blogje schrijven. Wat is de beste kroeg voor een date, waar praat je over tijdens dat eerste afspraakje (en vooral: waar heb je het NIET over – een man die tijdens date 1 over zijn exen en de hoogte van de alimentatie begint, prijst zichzelf direct uit de markt), ga je wel of niet met hem mee naar huis? Misschien komen die verhalen ooit nog eens. Maar nu even niet. De datingapps staan op non-actief.

 

Over online dating maakte vpro’s tegenlicht de interessante documentaire Tinder Love.

een knusse kerst

‘Merry Fucking Christmas. From me to your fucking perfect family.’ Dat staat op één van de kerstkaarten van de Britse (what’s in a name) Bridget, een single vrouw die al jaren hilarische kerstkaarten maakt. Het zijn ansichten die de draak steken met de zoetsappige portretten van blije gezinnetjes, liefst in een besneeuwd landschap, uiteraard mét olijk scheefstaande kerstmuts op het hoofd.  Met treffende tafereeltjes geeft Bridget weer hoe het voelt als je níet als vanzelfsprekend deel uitmaakt van een stel of een gezin tijdens de feestdagen. Want juist tijdens dat soort dagen ligt de nadruk enorm op het samenzijn.

foto: Imgur/Willymac

We zien het voortdurend in de winkels, de tv-reclames en in de folders terug: Kerst is knus. Mijn ervaring is echter vooral: Kerst is gedoe. En echt niet alleen omdat ik geen man naast me aan de gourmettafel heb zitten. Ook tijdens de twaalf jaar dat ik stiefmoeder was in een samengesteld gezin was het elk jaar weer een pittige uitdaging. Je wilt voldoen aan verwachtingen, je balanceert tussen verschillende belangen, je veinst harmonie en gezelligheid terwijl je diep in je hart denkt ‘zat ik maar lekker in mijn spijkerbroek met een zak chips op de bank’.

Van vrienden hoor ik de laatste dagen klaaglitanieën aan over ingewikkelde familietoestanden. Ik hoor ‘Pfff, wat zie ik op tegen de feestdagen’ of ‘Ik boycot het kerstfeest’. Zover wil ik niet gaan. Begrijp me goed: ik houd van gezelligheid en van samenzijn. Ik vind de nachtmis prachtig en ja, er staat hier elk jaar een vers geurende kerstboom in huis. Ik ben dol op lekker eten en mooie kleren. Maar het verplichte geluk dat aan feesten als Kerst schijnt te kleven, daar heb ik niets mee. Wat is het een zegen dat ik dit jaar geen verplichtingen heb. Ik kies zelf de mensen uit met wie ik de 25e en 26e december doorbreng. Geen voetangels en klemmen. Geen gestress met roosters en agenda’s. Merry f*cking X-mas! Eh, ik bedoel … zalig kerstfeest – misschien wel heerlijk helemaal alleen!

de eeuwige single

Een doorsnee vrijdagmiddag. Met vriend R. drink ik een biertje in de stad. Het gesprek gaat over relaties. Hij en ik, allebei solo, weten heel goed wat we níet willen. Logisch: in een nieuwe situatie zet je je onwillekeurig tegen de oude af. Je zoekt iets wat je miste bij je ex. We bezigen daadkrachtige, stoere taal. Van ‘nooit meer samenwonen!’ tot ‘ach, hoe belangrijk is seks nu eigenlijk?’

Onze stellingnames gaan verder dan het omschrijven van de ideale partner. Ook de vorm van de relatie is een issue. Want kijk om je heen: na een scheiding hebben veel mensen in no time een nieuw liefje. En dan kiezen ze als vanzelfsprekend voor het vertrouwde, vaste patroon. Wéér wordt een partner voorgesteld aan vrienden en familie, wéér wordt van de kinderen verwacht dat ze zich aanpassen aan de vriend of vriendin van pa of ma, wéér vier je samen Kerst en zit je naast je partner in de kring op verjaardagsfeestjes.

Alles precies zoals het was – alleen met een ander personage. Wil ik dat? Néé! Maar wat dan wel? Eeuwig single blijven? In De Corrrespondent las ik een voorpublicatie van Het monogame drama van Simone van Saarloos. De filosofe pleit voor single-zijn als vaststaande relatiestatus. ‘In onze cultuur is monogamie nog altijd het ideaal. Het single-zijn wordt altijd als een tussenfase gepresenteerd, nooit als doorlopende oefening of levenskunst,’ schrijft Van Saarloos.

Herkenbaar. Schrijf je je in op een datingsite, dan kies je natuurlijk voor de betaaloptie ‘drie maanden’ – want een jaarabonnement impliceert dat je er weinig fiducie in hebt ooit van je singlestatus af te raken. Stelletjes zijn de standaard in onze maatschappij. Als single krijg je onwillekeurig het gevoel incompleet te zijn.  Van Saarloos schrijft hierover: ‘Waarom zou slechts één levenspartner genoeg zijn om je compleet te maken?’ Zij pleit niet zozeer voor single zijn in de zin van ‘geen liefdesrelatie hebben’ – ze is een voorstander van meerdere relaties tegelijkertijd.

Voor mij zit ‘m hier de crux. Ik zie single-zijn inderdaad als levenskunst. Ik vind mezelf verre van zielig en zoek geen partner om me compleet te maken. Het solobestaan betekent voor mij echter niet ‘erop los leven’. Een relatie met Jan, Piet én Klaas – da’s mij te ingewikkeld. Eén lief is genoeg. Steun ervaren, je geliefd en begeerd voelen, weten dat iemand op aarde regelmatig aan je denkt – hoe fijn is dat! Daarbij draait het om de juiste balans tussen afstand en nabijheid. Niet samenzijn omdat het hoort – maar omdat je het wílt. Elkaar vrij laten. Geen jaloerse toestanden. Elkaar alle geluk van de wereld gunnen, ook als dat betekent dat de ander een keuze maakt waar jij weinig begrip voor op kunt brengen.

Niet de helft van een stel, maar ook geen eeuwige single. Is daar misschien een woord voor?

I will survive

Ruim twintig jaar van m’n leven heb ik samengewoond. Nu woon ik alweer maanden zonder partner. En dat heeft grote voordelen. Zelf je huis en je leven inrichten, geen gezeur aan je hoofd in de trant van ‘wat ben je stil, waar denk je aan?’. Maar soms heb ik het even hélemaal gehad. Op die momenten, ik geef het eerlijk toe, vind ik het geluk van anderen onuitstaanbaar. Ik heb dan best met mezelf te doen. Hoe trek je jezelf vervolgens weer uit de put? Vijf survivaltips.

 

  1. Maak een Spotifylijst met stoere liedjes aan. Liedjes die je laten voelen: het gaat je lukken. Op mijn lijst staat natuurlijk I will survive van Gloria Gaynor. En Ramses Shaffy’s We zullen doorgaan.
  2. Verwijt jezelf niets. Gebeurd is gebeurd, je doet er niets meer aan. Kijk vooruit, niet achterom.Loesje
  3. Dans. Lach. Ga naar de sauna of de kapper. Desnoods naar de nagelsalon. Met andere woorden: verwen jezelf.
  4. Drink wijn met vrienden. Drink geen wijn in je eentje. Dat leidt tot niets.
  5. Kies eens voor de huiskamer in plaats van de kroeg. Trek je onesie aan, nestel je met een pot thee op de bank en lees. De krant, een roman of een dichtbundel. En dat mag bést iets vrolijkers zijn dan, pak ‘m beet, Geduldig Lijden van Lévi Weemoedt. Ook non-fictie is een aanrader. Zo stap je in een andere wereld of kom je op nieuwe ideeën.

Kortom: schud de sores van je af, kom in actie, maak plannen voor de toekomst. Alles komt goed. Alleen niet meteen vandaag.

loslaten

‘Als je alles loslaatlos - Ingmar Heytze, heb je twee handen vrij om de toekomst te grijpen.’ Ware woorden van trendwatcher Adjiedj Bakas in een interview in Trouw, eerder dit jaar. Loslaten is kiezen voor bevrijding. Is stoppen met twijfelen. De angst voorbij.Maar hoe doe je dat, loslaten? Het lijkt zo simpel. Je hebt een besluit genomen, je weet precies waarom je dat hebt gedaan – en dooorrrr! Helaas is dat doorgaan makkelijker gezegd dan gedaan. Vasthouden aan het vertrouwde is comfortabel. Het geeft een gevoel van veiligheid. Zelfs nadat de knoop is doorgehakt, kan je zo nu en dan een gevoel van twijfel bekruipen: heb ik het wel goed gedaan?

Wat mij helpt bij het loslaten, is in beweging komen. Het gedicht ‘Los’ van Ingmar Heytze, dat bij Orloff aan de Kade hangt, trof me dan ook vanaf het eerste moment dat ik het las. ‘Dans en je weet dat je bestaat. Niets meer vast en alles los.’ Dansen, fietsen, hardlopen. Met je hoofd in de wind, met de blik vooruit, gericht op de toekomst: het helpt. Wat ook helpt: de Facebookmeldingen ‘Op deze dag’ stopzetten. Gék werd ik ervan, de sentimentele berichten die me vertelden dat ik ‘vandaag drie jaar geleden’ een huis had gekocht samen met m’n ex. Of die de vakantiekiekjes van verleden jaar lieten zien om zout in de wond te strooien. Stop! Ik hoef dit niet te zien, Facebook!

Vrienden helpen ook. Afgelopen week lukte het me even niet om te dansen. Dan is het fijn dat ik m’n hoofd tegen een virtuele schouder kan leggen tijdens een lange treinreis en via What’s App een knuffel én een paar linkjes naar strijdliederen ontvang. Geen sentimentele deuntjes, maar voorwaarts, mars! De rest van de reis zat ik met een grote glimlach op mijn gezicht.

Tenslotte helpt het me om markeringen aan te brengen. Om momenten te creëren. Zo heb ik vorige week, op de dag dat ex en ik één jaar uit elkaar waren, een ring gekocht. Ringen, die kréég ik altijd. Van een man. Nu kocht ik een prachtige ring voor mezelf. In een nieuwe kleur. En met een nieuwe vorm. De ring herinnert me aan een turbulent maar mooi jaar. Een jaar waarin ik sterker werd. Los van het verleden ben ik nog niet. Dat heeft iets meer tijd nodig. Maar er is volop beweging. Ik dans de sterren en de maan. Ik dans tot ik de weg weer weet.

niet betreden

niet betreden, pas ingezaaid‘Meid, waar begin je aan!’ ‘Ik zou áltijd kiezen voor …’ ‘Je moet écht eens praten met …’ Wie haar leven opnieuw vorm gaat geven, krijgt een stortvloed aan ongevraagde adviezen over zich heen. Over de inrichting van haar nieuwe woning bijvoorbeeld. Over de combi werk-huishouden, de opvoeding en de administratie. Of over haar liefdesleven.

Nu kun je als single best wat goede raad gebruiken op z’n tijd. In een gelukkige relatie fungeert je partner doorgaans als vaste adviseur. Zijn er problemen of twijfel je ergens over, dan helpt de man of vrouw thuis op de bank je uit de brand. Bij grote levensvragen raadpleeg je naast je partner nog wel eens je ouders of vrienden. Maar gaat het om acute nood, zoals de keuze voor een bloemetjes- of stippenjurk of een ruzie op het werk, dan is het reuze handig om een echtgenoot  als praatpaal te hebben. Voor singles ligt dit anders. Zij hebben een consortium aan adviseurs om zich heen. Ik prijs me gelukkig met een paar dierbare vrienden die me (té) goed kennen en me met raad en daad terzijde staan. De stelregel daarbij is echter: géén ‘als ik jou was …’ of waslijsten met praktische tips. Gewoon luisteren, en pas in actie komen op verzoek. Lang niet iedereen kan dat.

Het is als met het pas ingezaaide graszaad langs de spoorlijn: je moet er niet op gaan stampen. En verschijnen de eerste groene puntjes boven de grond, dan is het onnodig eraan te trekken. Het groeit vanzelf. Wat water, een paar warme zonnestralen en geïnteresseerd langs de zijlijn toekijken: dat is genoeg.