Categorie archieven: in memoriam

lange mauwen

Negen foto's van Koosje, een roodharige kat. We zien Koosje op de bank, op de trap, kijkend naar een blikje voer, Koosje samen met een roze flamingo-gieter, Koosje in de keuken kijkend naar het aanrecht waarbij een man met een mes staat. En Koosje met een filter waardoor het lijkt alsof ze een brilletje op heeft.

Koosje is gisteren van ons heengegaan. Ze is achttien jaar geworden. Het is zó stil in huis. Geen trippelende voetjes die met me mee de galerij aflopen als ik vertrek. Geen gestommel op de trap als ik thuiskom. Geen doordringend gemiauw rond etenstijd. Geen gesnor op het dekentje onder mijn bureau tijdens het werken. Koosje komt nooit meer terug.

Hoe Koosje bij ons kwam

Veertien jaar geleden haalden we Koos uit het asiel. Zij en Kitty waren onafscheidelijk , lazen we op de site. We kregen de dames alleen als duo mee. Geen probleem, gezellig juist. Helaas kregen beide dieren na korte tijd een infectieziekte. Kitty overleed. En ook Koosjes leven hing aan een zijden draad. Maar Koos krabbelde op. Ze was ineens de enige kat in huis, in ons toen nog zeskoppige gezin. We snelden opnieuw naar het asiel en zorgden voor gezelschap: Máxima. De dieren gedoogden elkaar, maar Koos bleef altijd de baas in huis. Ze nam het lekkerste plekje in op de bank. En zette ik het eten klaar, dan wachtte Max lijdzaam af tot ook zij door Koosje tot de voerbak werd toegelaten. Máxima is al een tijd niet meer in ons midden, Koos was de afgelopen anderhalf jaar enig dier. 

Miauw

Koosje was een extraverte kat. Ze mauwde veel en luid. ‘Lange mauwen’ noemde mijn ex haar kenmerkende gekakel. Je kon hele gesprekken met haar voeren:

– Koosje?

– Mauw.

– Koos.

– Miauw.

– Koosje toch!

– Miaaaaaaaauw.

– Wat zeg je Koosje?

– Maaaaaaaaaaaaaaaauw! 

Snapchat-filters

Toen de kinderen ouder werden, was Koos regelmatig het mikpunt van spot. Bijvoorbeeld als ze de huiskamer uit wilde en zich ostentatief mauwend naast de dichte deur posteerde, smartelijk omhoogkijkend naar de deurklink. De deur werd dan pesterig op zo’n klein kiertje opengedaan, dat Koos er nog steeds niet doorheen kon. Ze werd dan steeds verontwaardigder. Hilarisch was het als ze tijdens het eten bij ons aanschoof. Ook zij zat dan op een stoel. Haar kopje stak net boven de tafel uit. 

Altijd werden de nieuwste Snapchat-filters op haar uitgeprobeerd. We hebben foto’s van Koos met bril of puntmuts, met een kubistisch kopje of griezelig grote ogen. Ze figureert in vele filmpjes. Ook ik maakte tientallen foto’s per week van het dier. Ze was nou eenmaal altijd in de buurt. Tijdens het koken zat ze op de keukenstoel en volgde met priemende ogen mijn verrichtingen aan het aanrecht. Tijdens het Netflixen zat ze tussen ons in op de bank. Hing ik de was op, dan kwam ze naar boven. In coronatijd liet ze zich regelmatig horen tijdens videocalls, vooral na 16.00 uur (= bijna etenstijd). ‘Ah, daar hebben we Koos’, riepen mijn klanten dan. Ook tijdens telefoongesprekken praatte ze mee. Vooral als ik op de bank zat te bellen, kon ik mijn gesprekspartner soms met moeite volgen vanwege een achter mijn hoofd heen en weer drentelende, luid orerende Koos. Alleen tijdens het stofzuigen maakte ze zich uit de voeten. En op Oudjaarsdag was ze ook uit beeld: dan was Koos steevast achter de wc-pot te vinden.

Vermist

Koosje is één keer kwijtgeraakt, een paar maanden na mijn verhuizing. De kinders en ik printten A4’tjes met de tekst ‘KOOSJE VERMIST’ en hingen die op in de buurt. Ook op de site van Amivedi verscheen haar portret. Twee dagen na Koosjes vermissing ging ik ’s nachts met een nieuwe date mee naar huis. Hij en ik bevonden ons net in de slaapkamer, toen ik mijn telefoon hoorde in mijn handtas onderaan de trap. Continu bleef de ringtoon overgaan. Ik liep naar beneden en kreeg een wijkgenoot aan de telefoon. Zij meende Koosje gezien te hebben. Tot ongenoegen van de ‘het is maar een kat’ brommende meneer kleedde ik me aan. Ik fietste als een speer naar huis. Koos bleek zich twee straten verderop onder een auto verschanst te hebben. Wat was ik blij! Van de date heb ik nooit meer iets vernomen. Al snel vond ik een date mét kat. Dat zijn de beste.

Vaarwel Koos

Koos, ooit een kat met overgewicht, vermagerde snel de laatste tijd. Een paar weken geleden bleek ze een tumor bij haar kaakje te hebben. Op haar gezegende leeftijd was opereren zinloos. Zoon en ik reden gisteren voor de laatste keer met haar naar de dierenarts. Daar is ze vredig ingeslapen. Lieve Koos, we missen je nu al.  

De Reus is niet meer

De Reus is niet meer. Een hartelijke, spontane, kleurrijke recht-voor-z’n raap-vrouw is ons ontvallen. 

Marjan nam in veel situaties bepaald geen blad voor de mond. Ik herinner me een werkoverleg bij eetcafé De Poort, onze vaste afspreekplek. Onze workshop Welkommunicatie hebben we in grote lijnen klaar en we gaan een paar weken later een pilot draaien. Maar de voorwaarden voor de zaalhuur zijn nogal spartaans. Na enig gemopper springt Marjan op en zegt: ‘Ik ga ze er nú over bellen!’ Het telefoongesprek heeft een rustige start, maar alras ijsbeert Marjan door het café, op hoge toon (maar nog altijd in beschaafde bewoordingen) haar ongenoegen uitend. Ik ben niet zo van ‘in your face’, Marjan was dat wel. Mensen schrokken daar soms van, maar van Marjan kon je het hebben. Want ze was duidelijk en tegelijkertijd uitermate hartelijk en charmant. 

Antoniushof

Op een bijeenkomst van Utrecht Netwerk, Een Kerstpakket Voor Jou, ontmoet ik haar voor het eerst. Even zoeken via onze handige zoekmachine Twitter, hashtag #ekvj, en ik heb de datum gevonden: 17 december 2013. Het gaat om deze tweet Als bestuurslid sta ik bij de deur om de aanwezige zzp’ers aanwijzingen te geven: ‘Zet daar je kerstpakket neer, straks ga je ‘m uitwisselen met een andere ondernemer’ – het is druk genoeg, dus tijd voor een praatje heb ik niet. Dat gesprek heb ik pas na een uur. Met Marjan. Ze blijkt op de Antoniushof te wonen, de plek waar ik na mijn scheiding een paar jaar heb gewoond met mijn toen nog jonge kinderen. We blijken zelfs samen bij een tuinfeest te zijn geweest, Marjan weet zich van alles over mij te herinneren. We wisselen kerstpakketten en telefoonnummers uit, appen wat en daar blijft het bij. Totdat ik een paar maanden later een presentatie geef over offertes schrijven bij VoortuinNetwerk. Ze is speciaal voor mij gekomen en we staan lange tijd bij de bar. Ik nodig haar uit voor de Mariaborrel, toen nog de maandelijkse ondernemersborrel van Utrecht Netwerk. Ook daar raken we niet uitgepraat. Vanaf dat moment zien we elkaar steeds vaker. We worden vriendinnen.

‘Je kunt het’

Waarin zit ‘m de chemie? Allereerst in de oprechte aandacht. Marjan luistert écht en onthoudt wat je zegt. In de begintijd van onze vriendschap praten we veel over ons werk, we geven beiden trainingen en zien veel raakvlakken. Later bespreken we steeds vaker privézaken. Mooi daarin is de wisselwerking: de ene keer zit zij te tobben en staat onze hele vrijdagmiddagborrel in het teken van haar situatie. De andere keer heb ik een ‘uitdaging’ en buigen we ons daarover. Maar nog vaker gaat het helemaal niet over ons eigen leven. Zo hebben we een gemeenschappelijke afkeer van opschepperij, ronkende coachingtaal en de belofte van de maakbare samenleving. Teksten als ‘je kunt het, als je maar wilt!’ en ‘gelukkig zijn is een kéuze!’ vervullen haar en mij met afkeer. Hikkend van de lach kunnen we hier hele avonden over in gesprek zijn. Ik herinner me dat Marjan een keer nadat ze de kroeg binnen is gestapt het boek ‘Fuck it’ uit haar tas opdiept. Zonder het te hebben gelezen, hebben we een uur later de hele inhoud van het boek boven tafel en concluderen dat de Fuck it-methodiek ons op het lijf geschreven is

Netwerkborrels

Allebei zijn we echte netwerkers. Samen bezoeken we ondernemersvereniging Hotzo, Zolo, de Mariaborrel. Ik introduceer haar bij de launches van Leven Magazine, zij neemt me mee naar borrels van Kunstliefde. Het patroon is meestal als volgt: we stappen samen binnen, fladderen ieder een kant op en komen elkaar aan het eind van de bijeenkomst weer tegen. Dan praten we honderduit over de mensen die we ontmoet hebben, de verhalen die we hebben gehoord, de ondernemerskansen die er liggen. Een enkele keer vang ik haar veelbetekenende blik op als ik met een aantrekkelijk heerschap sta te converseren. Meestal houdt ze zich in dit soort situaties afzijdig, soms komt ze toch even langs om zich in het gesprek te mengen. Bijvoorbeeld met de vraag: ‘Hebben jullie al lichaamssappen uitgewisseld?’ Jaja, het kan maar duidelijk zijn! 

Tekst gaat verder onder de fotocollage

Biechtboom

We gaan elk jaar naar de Parade, naar lezingen van Studium Generale, vertellen ons verhaal bij de Biechtboom en stappen door een levensgrote vagina op het Betweter Festival. We kijken samen naar de CanalPride vanaf de werf bij MorrenGalleries. Op Koningsnacht weet ik altijd zeker dat ik haar en Bert tegenkom in de kleine straatjes bij het Wolvenplein, waar ze staan te dansen op de aanstekelijke klanken van een bevriende jazzband. Marjan komt naar me luisteren tijdens de Anna Karenina-voorleesmarathon van ILFU in 2018, we maken uitstapjes naar musea en naar zee. We borrelen bij De Poort (met bitterballen) en bij Jan Primus (met Vockingworst, hoewel er ook een keer Bossche Bollen voorbijkwamen bij de vrijmibo). 

Festivallaarsjes

En we hebben een zwak voor bijzondere kleding: ze introduceert me bij de Miskopenbeurs, we shoppen bij vintagezaakjes en kringloopwinkels. Ze koopt korte rode kaplaarzen voor me, die ik sindsdien altijd draag als ik naar modderige festivalterreinen ga. En elk jaar als ze terugkomt van vakantie, brengt ze iets voor me mee: een armbandje, een Mariakaars of een ‘blikje vriendschap’. 

Exit-brief

Toen we nog niet lang met elkaar omgingen, vertelde Marjan me dat ze een paar keer in haar leven een vriendschap had opgezegd. Per brief of per telefoon. Dat intrigeerde me. Ik maakte daar soms grappen over nadat we een woordenwisseling hadden gehad en zei dan: ‘Gelukkig, ik heb nog geen exit-brief ontvangen.’ 

Dit voorjaar bleef het lang stil aan de andere kant van de lijn. Geen appjes meer, geen borrelafspraken. Nu komt die exit-brief eraan, dacht ik. Het bleek anders te zijn. Marjan was ernstig ziek. Ze viel ook stil op sociale media. ‘Ben even tijdje weg,’ zette ze in mei op Twitter. Dat ‘even’ werd voorgoed. De Reus is afgelopen week overleden. Vaarwel lieve Marjan. Ik ga je missen. 

Marjan in museum Voorlinden, juli 2017

Een ingekorte versie van deze blog las ik voor tijdens de uitvaart van Marjan op 7 september 2020.

Update 3 oktober 2020: journalist Marlies Kieft beschreef Marjans levensverhaal afgelopen week in dagblad Trouw, in de rubriek Naschrift. Lees hier het artikel Extravert als Marjan de Reus was, haar binnenste hield ze voor zichzelf

vaarwel, Ruud Ketelaar

Het werd zijn allerlaatste tweet: ‘De mijne komen er niet. Lig de hele dag misselijk op de bank …’ Ruud twitterde dit naar mij en @puntann, afgelopen zondagmiddag. We hadden het over de blogs die Ruud had willen schrijven die dag: drie stuks maar liefst. De blogs kwamen er inderdaad niet. Nooit meer. Ruud overleed maandagavond 11 april 2016. Ik heb een goede vriend verloren.

Ruud leerde ik kennen via Twitter, #blogpraat om precies te zijn. Dat was rond 2010. Zomer 2013 troffen we elkaar voor het eerst IRL, op de Parade. En daarna nog twee keer tijdens de befaamde twitterlunches van @Puur in Utrecht. Het contact werd intensiever toen ik eind 2014 een huis kreeg aangeboden in Lunetten. Ik kende de wijk niet – zou het wel iets voor mij en mijn kinderen zijn? Ik vroeg Ruud of hij me er meer over kon vertellen. Dat deed hij, op een zondagmiddag bij hem thuis. Ik kreeg alle ins & outs van de wijk te horen, op de voor hem kenmerkende manier: briesend over de apotheek, spottend over de Lunettense horeca – maar vol lof over de kameraadschap en de laagdrempelige contacten in de wijk. Ik verhuisde en Ruud was mijn eerste Lunettenmaatje. Ik leerde #zaterdagsoepdag kennen: soep maken voor jezelf én voor een paar wijkgenoten. Ruud en ik hebben heel wat soep voor elkaar gekookt. Toen Ruud in de zomer in het ziekenhuis terecht kwam, gingen we met wat maatjes uit de wijk regelmatig bij hem op bezoek. Een maand later was hij weer thuis. Om beurten kookten we voor hem met wijkgenoten. Of we deden boodschappen. Voor hem deed je dat. Omdat hij geen zeurende patiënt was. Hij had een rotlichaam, zoals hij het zelf noemde. Maar met een wonderbaarlijke veerkracht kwam hij er altijd weer bovenop. En als ik dan weer met een pannetje soep of een tupperwarebakje couscous bij hem aanklopte, gingen de gesprekken nauwelijks over zijn voet, hart of diabetes. Nee, we hadden het over het leven en over de liefde. Over boeken en politiek. Of over chillende zoons en andere puberperikelen.

Ruud had altijd een mening. En die mening stak hij niet onder stoelen of banken. Niet op twitter en niet in zijn blogs. Lag hij in het ziekenhuis, dan kregen de artsen ervan langs wegens de haperende communicatie. De laatdunkende tweets over #dwdd zijn bijna niet te tellen (‘Is er ook maar de geringste mogelijkheid dat Matt Hijs, Nico en de complete redactie van #dwdd het overlijden van David Bowie hebben gemist?’ ‘Mijd je #dwdd als de vliegende tering, wordt het item voor item op Twitter herhaald. PLEURT OP!!!!’). Zijn twittervolgers herinneren zich zijn laatste verbeten strijd: dat was tegen het referendum op 6 april. Onvermoeibaar slingerde hij zijn ‘stem niet, vecht zelf!’-tweets onze timeline in. Hij was scherp en soms ‘virtueel ongezellig’.  Dit kwam hem zo nu en dan op nare, hatelijke reacties te staan. Zo hatelijk, dat hij enkele keren stopte met twitter. ‘Stil van …’ stond een keer wekenlang als laatste tweet in zijn timeline. ‘Ik stop misschien wel met Twitter,’ zei hij soms tegen me. ‘Al die haat en nijd. Het is niet meer zoals vroeger.’ Maar hij kon het twitteren niet laten. Hij had er zóveel gesprekken, deed er zoveel nieuwe contacten op. Via Twitter regelde hij, vanuit revalidatiecentrum De Hoogstraat, de klussers voor zijn nieuwe appartement. Via Twitter kocht hij kunst. Via Twitter leerde hij mensen kennen met wie hij warme, vaak virtuele vriendschappen opbouwde – het zou me niet verbazen als Ruuds Twitteraccount bijna net zoveel DM’s als tweets bevat …

Ruud blogde vaak en graag. Over proza en poëzie. Over muziek. Over zijn zieke lijf. En over concerten en voorstellingen die hij bezocht. Over dat bloggen spraken we vaak. Ik ben gewend mijn teksten af te stemmen op mijn doelgroep. Ruud deed dat niet. En dus schreef hij gerust blogs van 2000 woorden of meer. Hij was er stellig over: ‘Ik blog niet voor anderen. Ik blog voor mezelf.’ Een eye-opener voor mij als beroepsstukjesschrijver.

Ook ik kan makkelijk tot 2000 woorden doorgaan bij het schrijven van dit in memoriam. Ik heb bijvoorbeeld nog niets geschreven over het huiskamerconcert van @lavalu, vorig jaar op Ruuds verjaardag. Over de theatervoorstellingen die Ruud en ik bezochten (twee weken geleden nog gingen we naar het Scapino Ballet in de Stadsschouwburg). Over de middag dat we de stad in gingen om cadeautjes te kopen voor mijn zoon die achttien werd. En over de Koot & Bie-dvd-avond die we samen voor onze wijkgenoten organiseerden. Er zijn zóveel mooie herinneringen; teveel om hier te noemen.

Twee dingen vind ik nog wél belangrijk om te vermelden. Punt één: Ruud was lief voor me als ik dat nodig had. We zagen elkaar beslist niet dagelijks, maar hadden veel contact. Mijn eerste maanden in Lunetten waren bepaald niet makkelijk. Ruud voelde dat. Als we appten kon het zomaar zijn dat hij aankondigde: ‘Ik kom eraan.’ Tien minuten later zat hij bij mij op de bank – Ruud aan een AV’tje (als ex-probleemdrinker nam hij alleen alcoholvrij bier), ik aan de wijn. Ik herinner me een langdurige reis per OV, tijdens welke ik erg somber was. Ruud en ik appten de hele weg tot aan mijn voordeur, waarbij hij me allerlei opbeurende YouTube-filmpjes stuurde. Het raakte me diep.

En dat brengt me op punt twee: Ruud maakte deel uit van mijn ‘framily’; een lelijk woord dat staat voor vrienden die een soort familie van je worden. Sinds ik alleen woon, leef ik anders. Ik heb geen man thuis op de bank zitten die me gezelschap houdt – dat gezelschap moet ik zelf opzoeken. En dat gold ook voor Ruud. Wij vonden elkaar hierin. In praktische zaken (even soep voor elkaar koken) en in de gesprekken die we voerden. Ruud was een vrije geest, wars van hokjesdenken. Hij scherpte mijn geest.

DAMN. Wat zal ik hem missen.