Alle berichten van Olga Leever

zelf doen (2): dating

Het solobestaan heeft vele pluspunten. Vooral het alleen wonen bevalt me uitstekend. Dat wil echter niet zeggen dat ik geen behoefte heb aan een leuke man aan m’n zij. Maar ja, hoe vind je hem, die leuke man? Ik benijd de mensen die koeltjes zeggen ‘Een spontane ontmoeting, of anders niet’. Ik vraag me zelfs af of het geen grootspraak is: ze zijn vást stiekem aan het Tinderen. En wat is er mis mee om het lot enigszins te sturen? Als je de veertig gepasseerd bent is het niet vanzelfsprekend dat die leuke meneer of mevrouw met wie je aan de praat raakt, óók op zoek is naar een liefje. Sterker nog, ik ontmoet regelmatig mannen die in de eerste vijf minuten van een gesprek dreigend de woorden ‘mijn vrouw’ laten vallen. Met andere woorden: ‘kom niet te dichtbij.’ Kroeg of dansvloer zijn zeker goede visvijvers. Een prima plan om de smachtende medemens daar een handje te helpen. Zo zag ik in café Kalff dit mooie bierviltje dat je heimelijk in iemands tas of jaszak kunt laten glijden.

Een jaar geleden riep ik nog stoer ‘dating is niet aan mij besteed’. Maar stiekem keek ik wel eens in de krant. Want heus, contactadvertenties bestaan nog. De keus is bedroevend; wekelijks melden zich hooguit twee 75-plussers onder de rubriek ‘man zoekt vrouw’. Op dezelfde pagina adverteren de relatiebemiddelingsbureaus. Als ik kies voor hun diensten komt er een dame bij me thuis die ‘op discrete wijze mijn wensen in kaart brengt’ en dan persoonlijk voor me op zoek gaat ‘naar een geschikte levenspartner’. Wat een service! Maar zou er nog een markt zijn voor dit soort bureaus? Zoeken solo’s niet liever zélf? Ik denk het wel. De datingapp is hot.
Maar welke app kies je dan? Ik heb er drie getest (zuiver uit journalistieke belangstelling, zoals jullie zullen begrijpen). Allereerst Tinder, de bekendste en meest gebruikte. De app wordt wel geringschattend een ‘vleeskeuring’ genoemd. En eigenlijk is het dat ook. Uiteráárd kijk je eerst naar de foto’s. Is de man niet aantrekkelijk, is de foto onscherp? Of staat hij patserig naast zijn veel te dure auto of met een enorme karper in zijn armen te poseren? Dan swipe je zo’n man opzij en zie je hem nooit meer terug. Iemands uiterlijk geeft direct een indruk. Je kunt het een vleeskeuring noemen. Maar laten we eerlijk zijn – ook op het terras of in de kroeg kijk je naar iemands gezicht, uitstraling en lichaam. Op Pepper idem dito: je kijkt eerst of je iemand er leuk uit vindt zien. Voordeel van Pepper is het ‘moodboard’ dat je maakt, een collage van foto’s uit je leven. Zo scan je snel iemands hobby’s en voorkeuren. Ook hier natuurlijk vele opschepperige plaatjes. Maar als je  er doorheen kunt prikken, leidt dat tot leuke gesprekken. Want zowel bij Tinder als bij Pepper is dat stap 2: is er een ‘match’, dan opent zich het chatvenster en kun je met elkaar in gesprek. Zo heb je al gauw in de gaten of iemand humor heeft, origineel uit de hoek kan komen en niet onmiddellijk over seks begint. En, heel belangrijk, geen tientallen stijl- en spellingfouten maakt. Een behoorlijke afknapper. Ook Happn heb ik geprobeerd. Nog meer dan Tinder is dit een locatiegebaseerde app: je ziet welke mannen op welk moment van de dag jouw pad hebben gekruist. Dankzij Happn weet ik precies welke single buschauffeurs door mijn wijk rijden. Happn staat garant voor snelle actie – liep iemand vijf minuten geleden langs jouw terras, dan kun je hem mákkelijk nog even op de schouder tikken.

Natuurlijk zijn al die apps bedoeld als opstapje naar Echt Contact. Ook over dat proces kan ik een aardig blogje schrijven. Wat is de beste kroeg voor een date, waar praat je over tijdens dat eerste afspraakje (en vooral: waar heb je het NIET over – een man die tijdens date 1 over zijn exen en de hoogte van de alimentatie begint, prijst zichzelf direct uit de markt), ga je wel of niet met hem mee naar huis? Misschien komen die verhalen ooit nog eens. Maar nu even niet. De datingapps staan op non-actief.

 

Over online dating maakte vpro’s tegenlicht de interessante documentaire Tinder Love.

afscheid Ruud, 20 april 2016

Afscheidsspeech die ik voorlas namens de twittervrienden van Ruud Ketelaar tijdens de uitvaartdienst op 20 april 2016 in Den en Rust.

Ruud was een man met een mening. En die verkondigde hij luid en duidelijk. Het zal jullie vast niet ontgaan zijn bijvoorbeeld dat Ruud tegen het referendum was. Wat vond hij dat een schertsvertoning en een geldverspilling. En dus bombardeerde Ruud ons, precies twee weken geleden, de hele dag door onvermoeibaar met ‘Stem niet, vecht zelf!’-tweets. Deze actie typeerde Ruud. Zijn visie gaf hij offline, maar vooral via zijn blogs en via Twitter. Ik sta hier namens de twittervrienden van Ruud. Met hulp van heel veel tweeps, de afgelopen dagen, maakte ik een korte schets van Ruuds leven op twitter. Ik vertel jullie hierover aan de hand van een paar steekwoorden.

#blogpraat Ruud was 1 van de bezoekers van #blogpraat op maandagavond. Zo leerde ik hem kennen. Vaak kwam hij alleen maar even langs om sarrend te melden dat het onderwerp hem niet interesseerde. Schrijven voor de lezer? Daar deed hij niet aan, Ruud blogde enkel en alleen voor zichzelf. Hij had een broertje dood aan SEO-tips of tips voor commerciële blogs. En dat mochten we weten ook.

93.650 tweets produceerde Ruud sinds november 2009 – dat zijn er gemiddeld 40 per dag.

#dwdd Ruuds allereerste tweet is een verrassend zinnetje: ‘Zo, even tijd voor dwdd’. Op volstrekt neutrale toon. Dat werd later wel anders, want Ruud haatte De Wereld Draait Door. De laatdunkende tweets over #dwdd zijn bijna niet te tellen. Arme Matthijs. Hetzelfde gold voor programma’s als PAUW of Boer Zoekt Vrouw. Hij filterde de hashtag #bzv zodat hij ervan verschoond bleef, maar glipte er zo nu en dan toch een tweet tussendoor, dan was het gegrom niet van de lucht. Ook zijn afkeer van Facebook of het Nederlandstalige lied stak hij niet onder stoelen of banken.

Stil van Als het ging om politieke issues als de vluchtelingencrisis ging Ruud regelmatig de discussie aan. Dit resulteerde een paar keer in nare haattweets waarbij hij zelfs bedreigd werd. Ruud laste enkele keren een twitterpauze in, onder meer als gevolg van deze hatelijkheden. ‘Stil van’, stond er afgelopen najaar zes weken lang als laatste tweet bovenaan zijn timeline. Hij speelde met de gedachte om met twitter te stoppen. Maar dat lukte hem niet. Daarvoor hield hij teveel van ons.

Tweepcare Twitter betekende voor Ruud: contact. Vanuit huis. Of tijdens een van de opnames in ziekenhuis of revalidatiecentrum. Natuurlijk waren er dan zijn kritische tweets over de belabberde communicatie met artsen en verpleegkundigen – de webcareteams van de diverse instellingen krópen voor hem. Maar vooral ging Ruud door met grappen maken en virtuele knuffels uitdelen. Tweepcare: daar was Ruud goed in. Als het met iemand klikte dook hij al snel onder. Ik durf te wedden dat Ruuds twitteraccount minstens zoveel DM’s als tweets bevat.

Want Ruud was een brombeer – maar wel een hele lieve. Zelf heb ik dat ervaren na mijn verhuizing naar Lunetten, waardoor we wijkgenoten en offline vrienden werden. Ruud vertelde me over de vele innige vriendschappen die hij dankzij Twitter had. Over vriendinnen die hij dagelijks sprak via DM of What’s App. Over de verhuizing naar zijn nieuwe appartement eind 2014 – hulp voor het klussen en verhuizen had hij vanuit het revalidatiecentrum geregeld via Twitter. Ruud was soms verbaasd over al die hulp. Maar we deden het graag. Ruud was bepaald geen klagerige patiënt. ‘Humor en zelfspot zijn levensvoorwaardelijk,’ twitterde hij eens. Juist vanwege zijn sprankeling en levenslust hielden we ervan om bij hem te zijn. Ruud was de verpersoonlijking van online vriendschap en liefde.

Kunst kopen Voor zijn nieuwe huis kocht Ruud schilderijen van Marloes van Zoelen. Hij leerde haar via Twitter kennen. Over ‘Gescheurd Hart,’ het schilderij dat bij Ruud in de kamer hangt en ook staat afgebeeld op zijn rouwkaart, zei hij tegen Marloes: ‘Ik laat steeds tranen. Het ontroert zo. Ik moet het steeds aanraken, het is zooooo mooi.’

#Fritsdinsdag Veel mensen hadden een hekel aan de geheimzinnige Frits. Een verduidelijkende blog over de beste man bracht weinig soelaas. Over Frits twitterde iemand na Ruuds overlijden: ‘Frits mist Ruud en kijkt stuurs voor zich uit. ‪#Ruudwas zijn kameraad door dik en dun. Nooit meer ‪#Fritsdinsdag

Tweetups De blogpraat-meetup, de twitterlunch en andere tweetups bezocht Ruud met plezier. Eén van jullie schreef me over een tweetup in Almere: “Ik erger mij altijd aan mensen die zeggen dat ze komen en dan op het laatste moment afzeggen. Voor de tweetup die ik organiseerde kwamen wat afzeggingen, waaronder van Ruud. Hij ging het niet redden. Een halfuurtje later echter stond hij voor mij. ‘Maar je zou toch niet komen’, zei ik verbaasd. Ruud lachte hard en vond het mooi dat hij me te pakken had gehad. ‘Natuurlijk kom ik’, grijnsde hij. ‘Ik verveelde me alleen in de trein hier naartoe’.”

#ruudwas En toen, vorige week zondag, verscheen Ruuds laatste tweet. Twee dagen later bleek dat hij was overleden. Het kwam hard aan. Hoe hard, kwam naar voren toen zoon Jim de hashtag #ruudwas introduceerde. De herinneringen buitelden over elkaar heen en Ruud was zelfs enige tijd trending topic. Met een brok in mijn keel lees ik de tweets nog eens over. Ik pik er twee bijzondere uit:

#Ruudwas een rots in de branding van de twittertijdlijn. Fel en onvermoeibaar in zijn principes, warm en mild in zijn twittervriendschap.’

#Ruudwas een man die iedereen het gevoel kon geven bijzonder te zijn.  Hij wist helaas alleen niet hoe bijzonder hij zelf was.’

Lieve Ruud, het doet pijn om jou te moeten missen.

 

 

 

vaarwel, Ruud Ketelaar

Het werd zijn allerlaatste tweet: ‘De mijne komen er niet. Lig de hele dag misselijk op de bank …’ Ruud twitterde dit naar mij en @puntann, afgelopen zondagmiddag. We hadden het over de blogs die Ruud had willen schrijven die dag: drie stuks maar liefst. De blogs kwamen er inderdaad niet. Nooit meer. Ruud overleed maandagavond 11 april 2016. Ik heb een goede vriend verloren.

Ruud leerde ik kennen via Twitter, #blogpraat om precies te zijn. Dat was rond 2010. Zomer 2013 troffen we elkaar voor het eerst IRL, op de Parade. En daarna nog twee keer tijdens de befaamde twitterlunches van @Puur in Utrecht. Het contact werd intensiever toen ik eind 2014 een huis kreeg aangeboden in Lunetten. Ik kende de wijk niet – zou het wel iets voor mij en mijn kinderen zijn? Ik vroeg Ruud of hij me er meer over kon vertellen. Dat deed hij, op een zondagmiddag bij hem thuis. Ik kreeg alle ins & outs van de wijk te horen, op de voor hem kenmerkende manier: briesend over de apotheek, spottend over de Lunettense horeca – maar vol lof over de kameraadschap en de laagdrempelige contacten in de wijk. Ik verhuisde en Ruud was mijn eerste Lunettenmaatje. Ik leerde #zaterdagsoepdag kennen: soep maken voor jezelf én voor een paar wijkgenoten. Ruud en ik hebben heel wat soep voor elkaar gekookt. Toen Ruud in de zomer in het ziekenhuis terecht kwam, gingen we met wat maatjes uit de wijk regelmatig bij hem op bezoek. Een maand later was hij weer thuis. Om beurten kookten we voor hem met wijkgenoten. Of we deden boodschappen. Voor hem deed je dat. Omdat hij geen zeurende patiënt was. Hij had een rotlichaam, zoals hij het zelf noemde. Maar met een wonderbaarlijke veerkracht kwam hij er altijd weer bovenop. En als ik dan weer met een pannetje soep of een tupperwarebakje couscous bij hem aanklopte, gingen de gesprekken nauwelijks over zijn voet, hart of diabetes. Nee, we hadden het over het leven en over de liefde. Over boeken en politiek. Of over chillende zoons en andere puberperikelen.

Ruud had altijd een mening. En die mening stak hij niet onder stoelen of banken. Niet op twitter en niet in zijn blogs. Lag hij in het ziekenhuis, dan kregen de artsen ervan langs wegens de haperende communicatie. De laatdunkende tweets over #dwdd zijn bijna niet te tellen (‘Is er ook maar de geringste mogelijkheid dat Matt Hijs, Nico en de complete redactie van #dwdd het overlijden van David Bowie hebben gemist?’ ‘Mijd je #dwdd als de vliegende tering, wordt het item voor item op Twitter herhaald. PLEURT OP!!!!’). Zijn twittervolgers herinneren zich zijn laatste verbeten strijd: dat was tegen het referendum op 6 april. Onvermoeibaar slingerde hij zijn ‘stem niet, vecht zelf!’-tweets onze timeline in. Hij was scherp en soms ‘virtueel ongezellig’.  Dit kwam hem zo nu en dan op nare, hatelijke reacties te staan. Zo hatelijk, dat hij enkele keren stopte met twitter. ‘Stil van …’ stond een keer wekenlang als laatste tweet in zijn timeline. ‘Ik stop misschien wel met Twitter,’ zei hij soms tegen me. ‘Al die haat en nijd. Het is niet meer zoals vroeger.’ Maar hij kon het twitteren niet laten. Hij had er zóveel gesprekken, deed er zoveel nieuwe contacten op. Via Twitter regelde hij, vanuit revalidatiecentrum De Hoogstraat, de klussers voor zijn nieuwe appartement. Via Twitter kocht hij kunst. Via Twitter leerde hij mensen kennen met wie hij warme, vaak virtuele vriendschappen opbouwde – het zou me niet verbazen als Ruuds Twitteraccount bijna net zoveel DM’s als tweets bevat …

Ruud blogde vaak en graag. Over proza en poëzie. Over muziek. Over zijn zieke lijf. En over concerten en voorstellingen die hij bezocht. Over dat bloggen spraken we vaak. Ik ben gewend mijn teksten af te stemmen op mijn doelgroep. Ruud deed dat niet. En dus schreef hij gerust blogs van 2000 woorden of meer. Hij was er stellig over: ‘Ik blog niet voor anderen. Ik blog voor mezelf.’ Een eye-opener voor mij als beroepsstukjesschrijver.

Ook ik kan makkelijk tot 2000 woorden doorgaan bij het schrijven van dit in memoriam. Ik heb bijvoorbeeld nog niets geschreven over het huiskamerconcert van @lavalu, vorig jaar op Ruuds verjaardag. Over de theatervoorstellingen die Ruud en ik bezochten (twee weken geleden nog gingen we naar het Scapino Ballet in de Stadsschouwburg). Over de middag dat we de stad in gingen om cadeautjes te kopen voor mijn zoon die achttien werd. En over de Koot & Bie-dvd-avond die we samen voor onze wijkgenoten organiseerden. Er zijn zóveel mooie herinneringen; teveel om hier te noemen.

Twee dingen vind ik nog wél belangrijk om te vermelden. Punt één: Ruud was lief voor me als ik dat nodig had. We zagen elkaar beslist niet dagelijks, maar hadden veel contact. Mijn eerste maanden in Lunetten waren bepaald niet makkelijk. Ruud voelde dat. Als we appten kon het zomaar zijn dat hij aankondigde: ‘Ik kom eraan.’ Tien minuten later zat hij bij mij op de bank – Ruud aan een AV’tje (als ex-probleemdrinker nam hij alleen alcoholvrij bier), ik aan de wijn. Ik herinner me een langdurige reis per OV, tijdens welke ik erg somber was. Ruud en ik appten de hele weg tot aan mijn voordeur, waarbij hij me allerlei opbeurende YouTube-filmpjes stuurde. Het raakte me diep.

En dat brengt me op punt twee: Ruud maakte deel uit van mijn ‘framily’; een lelijk woord dat staat voor vrienden die een soort familie van je worden. Sinds ik alleen woon, leef ik anders. Ik heb geen man thuis op de bank zitten die me gezelschap houdt – dat gezelschap moet ik zelf opzoeken. En dat gold ook voor Ruud. Wij vonden elkaar hierin. In praktische zaken (even soep voor elkaar koken) en in de gesprekken die we voerden. Ruud was een vrije geest, wars van hokjesdenken. Hij scherpte mijn geest.

DAMN. Wat zal ik hem missen.

 

zelf doen (1)

Eens per maand laat mijn cv-ketel het afweten. Meestal helpt het dan om de reset-knop in te drukken. Werkt dit niet, dan bel ik de woningcorporatie. Vervolgens verschijnt er een alleraardigst heerschap bij mij thuis die de boel weer aan de praat krijgt. O, huren is zo ideaal. Maar vandaag gaat het anders. De juffrouw van de woningcorporatie is onverbiddelijk: ze verbindt me niet door met het installatiebedrijf. ‘De ketel moet bijgevuld worden,’ legt ze uit. ‘Dit is een taak voor de huurder. De monteur komt niet bij u langs.’ Behulpzaam verwijst ze me naar een instructievideo op de website. Daar sta ik dan, bibberend op de koude keukenvloer.

Dit keer moet ik genoegen nemen met een virtuele man. Opgewekt vertelt de online monteur me hoe ik dit varkentje dien te wassen. In vijf eenvoudige stappen op weg naar een verwarmde woning. Zo’n ketel bijvullen is kinderspel! IJverig ga ik aan de slag. Helaas ziet de situatie er in mijn huis nogal anders uit dan op de video. Bij mij geen kraan naast de ketel: ik moet de slang aansluiten op de radiator in de badkamer. En als ik dat na drie telefoontjes met de woningcorporatie voor elkaar heb, neemt de druk op ketel met geen millibar toe. Zelf doen lukt me niet.

Steeds vaker moeten we doe-het-zelven. En dat maakt het leven minder leuk. Ik mis de mensen. Bij de bibliotheek bijvoorbeeld. Vroeger maakte ik een praatje bij het inleveren van mijn boeken: ‘Wist u dat het laatste hoofdstuk eruit is gescheurd?’ Tegenwoordig leg ik mijn boeken stuk voor stuk op een traag wiebelende lopende band. Een lopende band overigens die regelmatig hapert, zodat er tóch nog een mens bij moet komen. Ook in telefoongesprekken met bedrijven mis ik het contact: ‘Heeft u een vraag over een betaling, kies 1. Heeft u een vraag over uw abonnement, kies 2.’ Hoopvol wacht ik tot ik éindelijk een echte mevrouw te spreken krijg. Intussen lispelt het bandje op verwijtende toon: ‘Wist u dat  al deze informatie óók te vinden is op onze website, www.eenverzekeringafsluitendoejegemakkelijkzelf.nl?’ Met andere woorden: dom wicht, kon je dit nou echt niet zélf?

Die doe-het-zelfcultuur: ik ben er klaar mee. Instructievideo’s en robots zijn vast efficiënt en goedkoop, maar ze geven je geen goed gevoel. Daar komt nog bij dat ik sommige dingen misschien zelf kán, maar gewoon niet wíl. Als ik erg mijn best doe kan ik ongetwijfeld zelf mijn btw-aangifte doen. Of een visitekaartje ontwerpen. Of nieuwe updates op mijn MacBook installeren. Maar ik vind het heerlijk dat anderen dit voor me regelen. Ik hoef niet overal goed in te zijn. En er is al meer dan genoeg wat ik zelf moet doen.

Mijn huis is weer warm trouwens. Dank voor je hulp, buurman Bob!

zelf doen (2) verschijnt binnenkort en gaat over ‘helemaal zelf een partner zoeken’ 

fuck it!

Ik heb het niet gelezen. Ik heb het niet eens in huis. Toch houdt het boek met de vrolijkstemmende titel ‘Fuck it!’ van John Parkin me al ruim een week in de greep. Vriendin M. attendeerde me erop, vorige week zondag. ‘Het lijkt me onnodig om het te lezen, als je de achterflap bestudeert weet je genoeg,’ meende M. En inderdaad: ons gesprek en het lezen van een artikel over Fuck it! was voldoende om me te overtuigen van deze bevrijdende methodiek. Het is een uitkomst, vooral voor mensen die niet perfect zijn (zoals ik). Mensen die twijfelen bijvoorbeeld. Die geen keiharde doelen hebben in hun leven. Mensen die ruiterlijk toegeven dat ze dingen niet kunnen. Die niet daadkrachtig halve marathons lopen en voortdurend op hun gewicht letten. Én voor mensen die altijd trouwhartig ‘dat doe ik wel even!’ roepen als er vrijwilligers worden gevraagd. Voor al die mensen is Fuck it! geschreven.

Hoe werkt het? Heel simpel: zeg vaker ‘Fuck it!’ tegen dingen die je niet wilt of kunt. Een avondje pizza halen omdat je geen tijd had om boodschappen te doen? Het stofzuigen overslaan omdat je zo heerlijk met een boek op de bank zit? Een inkomend telefoontje van die vriendin die altijd zo lang van stof is door de voicemail laten beantwoorden? Voel je niet schuldig. Voel je niet slecht. Fuck it! Wil je altijd aardig gevonden worden? Dat is onmogelijk! Voel je je rot omdat mensen leugens over je vertellen? Laat ze – zij worden er vást heel gelukkig van!

Dankbaar zijn is een belangrijk onderdeel van de Fuck it-methodiek. Juist als je tevreden bent met wat je hebt, leer je ‘Fuck it!’ te zeggen tegen alles wat je van slag maakt en wat tot geklaag leidt, stelt Parkin. Ook al is je leven een puinhoop, er is genoeg om dankbaar voor te zijn.

Betekent ‘Fuck it!’ denken dan ‘onverschillig zijn’? Nee! Je zegt het F-woord niet omdat het je allemaal niets kan schelen. Je zegt het juist omdat je je te druk maakt om dingen. Omdat je je verantwoordelijk voelt en je altijd van je beste kant wilt laten zien. Of omdat je vindt dat je moet voldoen aan criteria die anderen je opleggen. Fuck it! is dus geen YOLO: het is mild zijn voor jezelf. Niet teveel moeten. Je minder gelegen laten liggen aan de mening en de indianenverhalen van anderen. Wie van zichzelf houdt, zegt ‘Fuck it!’. De afgelopen week werd ík er in elk geval al heel blij van.

vaarwel thyrax duotab

De keuken schrobben en de vloeren dweilen: je doet het wekelijks, maar het valt niemand op. Pas als je een maand niet dweilt krijg je commentaar: ‘Wat een bende in de keuken! En wat kleeft die vloer!’ Zo werkt het ook met het schildkliermedicijn Thyrax. Je neemt het dagelijks in, zodat je lichaam probleemloos functioneert. Maar slik je het stofje een maand of langer niet, dan zijn de rapen gaar. In stilte doet het zijn goede werk.

Na de geboorte van dochter kreeg ik vermoeidheidsklachten die voort bleken te komen uit een te traag werkende schildklier. Een blauw pilletje bood uitkomst: Thyrax duotab. Ik slik het al bijna zestien jaar. Je komt er nooit meer vanaf. Stop je met innemen, dan leidt dat tot een langzame dood.

Ik sta er nooit bij stil dat ik een schildklierafwijking heb. Waarom zou ik ook. Thyrax duotab, eerst in een knus glazen potje met schroefdop en tegenwoordig in doordrukstrip, ligt al jaren op mijn nachtkastje. Zodra de wekker gaat neem ik mijn medicatie. Eens in het jaar laat ik mijn bloedspiegel controleren. En that’s it. Niets aan de hand. Twee weken geleden echter stond er in de krant dat de pillenvoorraad op is. Fabrikant Aspen verhuist de fabriek naar Duitsland en de productie van Thyrax komt ‘door een fout in de planning’ een half jaar stil te liggen. Hoe is het mogelijk! Vanaf februari is mijn medicatie niet meer bij de apotheek verkrijgbaar. Er zijn wel andere middelen met de werkzame stof levothyroxine in de handel, maar de overstap schijnt bij een derde van de patiënten tot problemen te leiden. Bijna alle patiënten met deze aandoening gebruiken Thyrax duotab en de dosering luistert heel nauw. Ben je verkeerd ingesteld, dan kan dit leiden tot hartkloppingen, vermoeidheid, concentratieproblemen, depressies en andere narigheid.

Ook voor apothekers en de Schildklier Organisatie Nederland kwam het bericht van het medicijntekort onverwacht. Hoe kan het dat een producent mensen die afhankelijk zijn van medicatie zo dupeert? Patiënten moeten nu massaal naar de huisarts om over te stappen op andere medicijnen. Op eigen kosten mogen we onze bloedspiegel laten controleren. Ik ben een nuchter type; maar dit maakt me kwaad. Het gaat hier om een medicijn dat van levensbelang is voor zo’n 350.000 mensen in Nederland. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de uitkomst van het overleg in de Tweede Kamer vanavond over‘Medicijntekorten in het algemeen en het tekort aan Thyrax in het bijzonder’. Want dat de productiestop van zo’n belangrijk medicijn louter een ‘planningsfout’ is, maak je mij en mijn mede-Thyraxgebruikers niet wijs.

filosofie van de goede voornemens

Goede voornemens? Leuk idee, maar maak ze vooral met een ‘lange-termijnbril’ op, stelt de organisatie van het Filosofisch Café in het Utrechtse café Hofman. Ik was er gisteravond bij een lezing van Marcus Düwell, hoogleraar ethiek aan de Universiteit Utrecht.

Ik maak al jaren geen goede voornemens meer. Toekomstplannen genoeg, maar ik koppel ze liever niet aan een datum. Wel ben ik het jaar fris begonnen met een nieuwjaarsduik in de Noordzee – een geweldige ervaring! Met vriendin M.,  m’n dochter en honderden anderen renden we massaal het koude water in. Voor mij was het een markering. De afsluiting van een periode, de start van een nieuwe fase in m’n leven. Die nieuwe fase zie ik als een overzichtelijk tijdperk. Marcus Düwell kijkt liever wat verder vooruit. Op z’n minst tot 2116. ‘Ons handelen vindt plaats in de horizon van verwachting, van dingen die we hopen en vrezen,’ zegt hij tijdens het Filosofisch Café. ‘We handelen in de context van de moraal: “is dit handelen oké, had ik niet beter iets anders kunnen doen?”‘ Düwell werpt de vraag op of we ons verantwoordelijk moeten voelen voor de levensmogelijkheid van toekomstige generaties. ‘Waarom zouden we duurzaam moeten leven? Is dat geen rare betutteling? Je kunt alleen verantwoordelijk zijn voor iets waar je invloed op hebt.’

De politiek kijkt veel te weinig naar de verre toekomst, stelt Düwell. Had ze dat wel gedaan, dan had de vluchtelingencrisis wellicht voorkomen kunnen worden. En ook als je kijkt naar ons klimaat is een lange-termijnvisie noodzakelijk. ‘Bij het nadenken over de toekomst moet de moraal een centrale rol spelen. Filosofen hebben grote verhalen ontwikkeld over het doel van de geschiedenis en de hoop op een goede toekomst. Bijvoorbeeld het idee dat technologische vooruitgang tot een betere wereld leidt. Die verhalen zijn nu niet meer zo populair. Maar we beïnvloeden de toekomst nu meer dan ooit, ook al zien veel auteurs uit de 20e eeuw de mens als een min of meer mislukt project. Voor mij heeft de positie van de toekomst te maken met hoop. Als we de liberale maatschappij serieus nemen, moeten we het politieke proces veranderen. De politiek heeft daarom instrumenten nodig om de lange-termijnvisie te waarborgen.’

Wat me vooral bijblijft uit de lezing is Düwells uitspraak: ‘Wij kunnen beslissen ons iets aan te trekken van toekomstige generaties.’ Die keuze hebben we. We kunnen kiezen voor de hoop. En dat is meer dan een goed voornemen.

Hier vind je meer info over het programma van Studium Generale, waaronder het Filosofisch Café

…en dat was 2015

Gelukkig ontvang ik nog steeds veel kerstkaarten. Ik houd van handgeschreven post. Dit jaar staan er opvallend veel warme, persoonlijke teksten op de kaarten. Teksten die me doen beseffen wat een bijzonder jaar het was. Aan de hand van drie steekwoorden blik ik op 2015 terug.

Kracht  Dit jaar werd heel veel anders. Het gezin van zes personen viel uit elkaar. Na elf jaar samenleven gingen mijn kinderen en ik met z’n drieën verder op een nieuw adres. En dat viel niet altijd mee, die eerste maanden van 2015. Of het nou ging om een lekke band, haperende apparatuur of mijn boekhouding – keer op keer herhaalde ik de woorden: ‘Ik weet niet hoe dat werkt, want dat deed híj altijd.’ Maar tegelijkertijd ontdekte ik mijn eigen kracht. Ik leerde boren, fietskettingen omleggen, rookmelders vervangen. Spinnen en door de katten uiteengereten muizenlichaampjes ruimde ik koelbloedig op. Een paar keer per week sleurde ik loodzware boodschappentassen de woning in. En waar de kracht ontbrak, schakelde ik anderen in. De kinderen bijvoorbeeld. Wat een kanjers zijn het. Samen hebben we het maar mooi gered dit jaar. Zoon ploetert op mijn Excelsheets en brengt vuilniszakken naar de afvalbak. Dochter grijpt in als de rommel in huis te groot wordt. Mijn ouders en vrienden staan regelmatig voor me klaar. En grote dank gaat uit naar mijn boekhouder. Als ik weer eens radeloos naar de getallen in mijn boekhoudprogramma staarde en in verwijfeling met mijn hoofd op het tafelblad bonkte omdat ik mijn bedrijfsadministratie niet meer zag zitten, pakte ik de telefoon en was tien minuten later weer gerustgesteld.

IMG_0564Ontmoetingen Wat heb ik veel nieuwe mensen leren kennen dit jaar!  Op feesten. In de kroeg. Op Keiland. In mijn wijk. Via internet. Het mooie van het single-bestaan is dat je niet altijd op tijd thuis hoeft te zijn. Dat je spontaan kunt besluiten te blijven. Of juist ‘s avonds na tienen nog de deur uit kunt gaan. Ik heb een netwerk opgebouwd van mensen die samen eten, naar festivals gaan, soep voor elkaar koken. Mensen die me mijn nieuwe wijk leerden kennen. Met wie ik bijzondere dingen ondernam. Tegelijkertijd waren er de vrienden van vóór 2015. Met enkelen van hen is de band versterkt. Zij voelen als familieleden. Ik ben zó blij dat ik ze heb!

Traagheid Ik leerde nog iets speciaals dit jaar: ik mag de tijd nemen voor dingen. Met dank aan mijn haptonoom, die me bij elk consult liet zien dat kleine stapjes heel goed werken. Ik was jarenlang gewend snel beslissingen te nemen, ook al voelde het soms tegennatuurlijk. Nu denk ik vaak: dat komt morgen wel. Of: misschien doe ik het gewoon niét. Ook ben ik trots als er weer een stap in de goede richting is gezet. Vooral als het gaat om dingen waar ik een hekel aan heb. Ik heb het toch maar mooi gefikst, dat huishouden in mijn eentje. In mijn eigen tempo. En op mijn eigen manier.

Er kan nog veel anders en beter. Maar dat komt. In 2016 en daarna.

een knusse kerst

‘Merry Fucking Christmas. From me to your fucking perfect family.’ Dat staat op één van de kerstkaarten van de Britse (what’s in a name) Bridget, een single vrouw die al jaren hilarische kerstkaarten maakt. Het zijn ansichten die de draak steken met de zoetsappige portretten van blije gezinnetjes, liefst in een besneeuwd landschap, uiteraard mét olijk scheefstaande kerstmuts op het hoofd.  Met treffende tafereeltjes geeft Bridget weer hoe het voelt als je níet als vanzelfsprekend deel uitmaakt van een stel of een gezin tijdens de feestdagen. Want juist tijdens dat soort dagen ligt de nadruk enorm op het samenzijn.

foto: Imgur/Willymac

We zien het voortdurend in de winkels, de tv-reclames en in de folders terug: Kerst is knus. Mijn ervaring is echter vooral: Kerst is gedoe. En echt niet alleen omdat ik geen man naast me aan de gourmettafel heb zitten. Ook tijdens de twaalf jaar dat ik stiefmoeder was in een samengesteld gezin was het elk jaar weer een pittige uitdaging. Je wilt voldoen aan verwachtingen, je balanceert tussen verschillende belangen, je veinst harmonie en gezelligheid terwijl je diep in je hart denkt ‘zat ik maar lekker in mijn spijkerbroek met een zak chips op de bank’.

Van vrienden hoor ik de laatste dagen klaaglitanieën aan over ingewikkelde familietoestanden. Ik hoor ‘Pfff, wat zie ik op tegen de feestdagen’ of ‘Ik boycot het kerstfeest’. Zover wil ik niet gaan. Begrijp me goed: ik houd van gezelligheid en van samenzijn. Ik vind de nachtmis prachtig en ja, er staat hier elk jaar een vers geurende kerstboom in huis. Ik ben dol op lekker eten en mooie kleren. Maar het verplichte geluk dat aan feesten als Kerst schijnt te kleven, daar heb ik niets mee. Wat is het een zegen dat ik dit jaar geen verplichtingen heb. Ik kies zelf de mensen uit met wie ik de 25e en 26e december doorbreng. Geen voetangels en klemmen. Geen gestress met roosters en agenda’s. Merry f*cking X-mas! Eh, ik bedoel … zalig kerstfeest – misschien wel heerlijk helemaal alleen!

de eeuwige single

Een doorsnee vrijdagmiddag. Met vriend R. drink ik een biertje in de stad. Het gesprek gaat over relaties. Hij en ik, allebei solo, weten heel goed wat we níet willen. Logisch: in een nieuwe situatie zet je je onwillekeurig tegen de oude af. Je zoekt iets wat je miste bij je ex. We bezigen daadkrachtige, stoere taal. Van ‘nooit meer samenwonen!’ tot ‘ach, hoe belangrijk is seks nu eigenlijk?’

Onze stellingnames gaan verder dan het omschrijven van de ideale partner. Ook de vorm van de relatie is een issue. Want kijk om je heen: na een scheiding hebben veel mensen in no time een nieuw liefje. En dan kiezen ze als vanzelfsprekend voor het vertrouwde, vaste patroon. Wéér wordt een partner voorgesteld aan vrienden en familie, wéér wordt van de kinderen verwacht dat ze zich aanpassen aan de vriend of vriendin van pa of ma, wéér vier je samen Kerst en zit je naast je partner in de kring op verjaardagsfeestjes.

Alles precies zoals het was – alleen met een ander personage. Wil ik dat? Néé! Maar wat dan wel? Eeuwig single blijven? In De Corrrespondent las ik een voorpublicatie van Het monogame drama van Simone van Saarloos. De filosofe pleit voor single-zijn als vaststaande relatiestatus. ‘In onze cultuur is monogamie nog altijd het ideaal. Het single-zijn wordt altijd als een tussenfase gepresenteerd, nooit als doorlopende oefening of levenskunst,’ schrijft Van Saarloos.

Herkenbaar. Schrijf je je in op een datingsite, dan kies je natuurlijk voor de betaaloptie ‘drie maanden’ – want een jaarabonnement impliceert dat je er weinig fiducie in hebt ooit van je singlestatus af te raken. Stelletjes zijn de standaard in onze maatschappij. Als single krijg je onwillekeurig het gevoel incompleet te zijn.  Van Saarloos schrijft hierover: ‘Waarom zou slechts één levenspartner genoeg zijn om je compleet te maken?’ Zij pleit niet zozeer voor single zijn in de zin van ‘geen liefdesrelatie hebben’ – ze is een voorstander van meerdere relaties tegelijkertijd.

Voor mij zit ‘m hier de crux. Ik zie single-zijn inderdaad als levenskunst. Ik vind mezelf verre van zielig en zoek geen partner om me compleet te maken. Het solobestaan betekent voor mij echter niet ‘erop los leven’. Een relatie met Jan, Piet én Klaas – da’s mij te ingewikkeld. Eén lief is genoeg. Steun ervaren, je geliefd en begeerd voelen, weten dat iemand op aarde regelmatig aan je denkt – hoe fijn is dat! Daarbij draait het om de juiste balans tussen afstand en nabijheid. Niet samenzijn omdat het hoort – maar omdat je het wílt. Elkaar vrij laten. Geen jaloerse toestanden. Elkaar alle geluk van de wereld gunnen, ook als dat betekent dat de ander een keuze maakt waar jij weinig begrip voor op kunt brengen.

Niet de helft van een stel, maar ook geen eeuwige single. Is daar misschien een woord voor?