Tag archieven: vriendschap

knippen & plakken

Het nieuwe jaar ben ik goed begonnen met een fijne groep mensen om me heen, een nieuwjaarsduik in Zandvoort én een collage.

Knutselen is niet echt mijn ding. Als ik iets maak, is het meestal nuttig (bijvoorbeeld een tekst voor een opdrachtgever) of nodig (een maaltijd koken, een knoop aannaaien). Voor mij is het dan ook heel bijzonder om zomaar een hele middag plaatjes en quotes uit tijdschriften te scheuren en op een vel papier te plakken. Ik deed het een paar dagen geleden in de kerstvakantie. Zie hier het resultaat. Lees verder onder de foto

De collage geeft weer wat mijn wensen zijn voor 2024. Geen hoogdravende zaken: een goede balans tussen werk en privé, ruimte  en aandacht voor de mensen die me lief zijn, eindelijk weer gaan sporten. ’Simplify your life’ vat het voor mij mooi samen: mijn agenda hóeft niet continu vol te zijn. En de dingen die ik doe, hoeven niet altijd nut te hebben.

Dat knippen en plakken was daarom zo gek nog niet. En het bleek óók nog zinvol te zijn 😉

bye bye facebook

het moment suprême: ik klik op ‘verwijder account’

Een maand geleden deed ik het: ik verwijderde mijn Facebookaccount. En dat was best even slikken. Ik deed het niet omdat ik het zo dolgraag wilde. Ik deed het omdat ik me realiseerde dat het goed voor me was. De verleiding was groot om mijn account binnen twee weken weer terug te plaatsen (Facebook biedt  spijtoptanten deze mogelijkheid), maar die kans heb ik voorbij laten gaan. Acht jaar foto’s, filmpjes en correspondentie heb ik gewist. En dat was moeilijk. Zeker voor een fervent gebruiker als ik. Toch heb ik nog steeds geen spijt.

Het besluit om te stoppen nam ik op zondagavond 8 april, toen ik mijn tv aanzette en de aftiteling zag van Zondag met Lubach.  A brand new day van Diana Ross knalde mijn kamer in. Daar stond Arjan Lubach, dansend temidden van tientallen blauwe ballonnen, terwijl de hashtag #byebyefacebook voorbijkwam op het scherm. Al snel begreep ik dat Lubach een Facebookevent had aangemaakt voor woensdagavond 11 april – een event om van Facebook af te gaan. Voor mij was dat een kippenvelmoment: jaaaa, dacht ik, ik doe mee, wég met Facebook!

Dat besluit kwam niet uit de lucht vallen. Al maanden had ik mijn twijfels. Ik installeerde de Demetricator in de hoop dat Facebook daarmee minder aantrekkelijk voor me zou worden. Een soort nicotinepleister, maar dan tegen een ander type verslaving. In de Vastentijd haalde ik de app met de blauwe F van mijn telefoon en plaatste ik veertig dagen geen Facebookpost. Dat hielp allemaal wel een beetje, maar niet genoeg. Na de veertigdagentijd bezocht ik de site nog steeds meerdere malen per dag.

Is het dan zo erg om vaak je Facebook te checken?, vraag je je misschien af. Ja. Ik vond dat erg. Ik baalde ervan dat ik geen weerstand kon bieden tegen de verleidingen van de site. En daar had ik de jaren daarvoor veel minder last van. Toen ik met Facebook begon, in 2010, vond ik het fantastisch. Er ging een wereld voor me open. Dankzij Facebook vond ik kennissen van vroeger terug, het contact met verre familieleden werd intensiever. Facebook verving het vertrouwde adressenboekje, Facebookvrienden worden was genoeg. Ik sloot me aan bij groepen, ik voerde gesprekken en discussies. En natuurlijk plaatste ik foto’s. Van verjaardagen, van vakanties. Facebook werd een soort fotoalbum en dagboek ineen. Het werd een sport om in te checken op bijeenkomsten: bij elke borrel, elk feest, elke ondernemersbijeenkomst en elk theaterbezoek plaatsten mijn vrienden en ik foto’s, waarbij we elkaar tagden. Dit gaf de mogelijkheid om de voorpret en de napret te delen. Daarnaast is Facebook een handige zoekmachine: tijdens een gesprek in de kroeg kun je op ieder moment informatie vinden over de personen waar je het over hebt. Véél informatie ook – het is verbazingwekkend wat mensen allemaal openlijk delen op de site.

Natuurlijk heeft Facebook ons ook veel gebracht. Het is mooi dat je mensen via het platform makkelijk kunt mobiliseren en op een laagdrempelige manier aandacht kunt vragen voor misstanden in de samenleving. Er zijn besloten groepen waar lotgenoten van over de hele wereld hun lief en leed met elkaar kunnen delen. Het is makkelijk en het is gratis. Enerzijds is het een fantastische uitvinding. Anderzijds is het een enorme aandachttrekker.

Steeds vaker ondervond ik de donkere kanten van het smoelenboek. De bemoeienis met mijn leven bijvoorbeeld, via commentaren onder mijn foto’s en ongegeneerde vragen IRL. De deeldwang: ook al heb je geen zin om meteen in te checken als je ergens een zaal betreedt, gek genoeg voelt het bijna als een verplichting. Natuurlijk hóefde ik niet een paar keer per week een update te plaatsen. Maar het vlees is zwak. Ik geef eerlijk toe dat ik weerloos ben tegen de druk van Facebook. Toen ik erachter kwam dat Facebook mensen inhuurt om ons continu prikkels te geven, zodat we echt verslaafd raken aan het medium, verbaasde dat me niets. Steeds vaker greep ik mijn telefoon, ook tijdens mijn werk, om ‘even’ mijn Facebook te checken. Ik plaatste hier een like, voerde daar een gesprekje, plaatste een grappige foto van de kat. En voor ik het wist was ik twintig minuten verder. Ik voelde me dan slecht en had een opgeblazen gevoel, alsof ik veel te veel gegeten had.

In het artikel‘Wat je terugkrijgt als je van Facebook gaat’ (de Correspondent) beschrijft Bregje Hofstede het zo: ‘Telkens wordt mijn aandacht gekoloniseerd door kleine rode bolletjes, pings, meldingen – of simpelweg de wetenschap dat die er zouden kunnen zijn, als ik nu even op het knopje druk.’ Facebook vraagt zoveel aandacht dat het leidt tot een ernstig gebrek aan concentratie. ‘Mijn angst is, dat zelf over je aandacht kunnen beschikken steeds meer een voorrecht wordt – en dus dat concentratie een uitzonderlijk talent wordt,’ schrijft Bregje. Ik vind het zó herkenbaar. Daarnaast sleurt Facebook je weg bij dat wat er om je heen gebeurt. De site krijgt het voor elkaar dat je de overbelichte verjaardagskiekjes van een verre achterneef belangrijker vindt dan de persoon die naast je zit. Je scrolt langs flauwe conversaties en bekijkt grappige filmpjes, terwijl je intussen een gesprek zou kunnen voeren met een mens van vlees en bloed. Facebook is een ‘aandachtshacker’. En dan heb ik het nog niet eens over de informatiebubbel en de verspreiding van nepnieuws, die volgens sommigen een bedreiging vormt voor de democratie.

En dus verwijderde ik mijn account, precies om 20.00 uur op die elfde april. Ik vond het idee van het Facebookevent briljant. Jarenlang checkte ik elke week wel in op een of ander event. Dit werd mijn laatste. Het voelde echt niet fijn, de eerste dagen na mijn vertrek. Alsof ik was verhuisd uit mijn vertrouwde dorp. Ik had en heb nog steeds ontwenningsverschijnselen. Maar ik zet door.

Op Twitter en Instagram ben ik nog wel actief. Want ik blijf een social media-fan. Ik merk echter dat die platforms veel minder verslavend zijn dan Facebook. Twitter is voor mij vooral een handig communicatiemiddel. En Instagram is mijn fotodagboek. Ik plaats een bericht en ben er daarna weer weg. Beide zou ik niet willen missen. Maar Facebook kan best zonder mij. Ik was het bijna verleerd om minstens een uur lang aandachtig te lezen: tijdens een Facebookbezoek spring je immers van de hak op de tak. Maar nu lees ik eindelijk weer eens boeken, ’s avonds op de bank. Ik kan het iedereen aanraden.

vaarwel, Ruud Ketelaar

Het werd zijn allerlaatste tweet: ‘De mijne komen er niet. Lig de hele dag misselijk op de bank …’ Ruud twitterde dit naar mij en @puntann, afgelopen zondagmiddag. We hadden het over de blogs die Ruud had willen schrijven die dag: drie stuks maar liefst. De blogs kwamen er inderdaad niet. Nooit meer. Ruud overleed maandagavond 11 april 2016. Ik heb een goede vriend verloren.

Ruud leerde ik kennen via Twitter, #blogpraat om precies te zijn. Dat was rond 2010. Zomer 2013 troffen we elkaar voor het eerst IRL, op de Parade. En daarna nog twee keer tijdens de befaamde twitterlunches van @Puur in Utrecht. Het contact werd intensiever toen ik eind 2014 een huis kreeg aangeboden in Lunetten. Ik kende de wijk niet – zou het wel iets voor mij en mijn kinderen zijn? Ik vroeg Ruud of hij me er meer over kon vertellen. Dat deed hij, op een zondagmiddag bij hem thuis. Ik kreeg alle ins & outs van de wijk te horen, op de voor hem kenmerkende manier: briesend over de apotheek, spottend over de Lunettense horeca – maar vol lof over de kameraadschap en de laagdrempelige contacten in de wijk. Ik verhuisde en Ruud was mijn eerste Lunettenmaatje. Ik leerde #zaterdagsoepdag kennen: soep maken voor jezelf én voor een paar wijkgenoten. Ruud en ik hebben heel wat soep voor elkaar gekookt. Toen Ruud in de zomer in het ziekenhuis terecht kwam, gingen we met wat maatjes uit de wijk regelmatig bij hem op bezoek. Een maand later was hij weer thuis. Om beurten kookten we voor hem met wijkgenoten. Of we deden boodschappen. Voor hem deed je dat. Omdat hij geen zeurende patiënt was. Hij had een rotlichaam, zoals hij het zelf noemde. Maar met een wonderbaarlijke veerkracht kwam hij er altijd weer bovenop. En als ik dan weer met een pannetje soep of een tupperwarebakje couscous bij hem aanklopte, gingen de gesprekken nauwelijks over zijn voet, hart of diabetes. Nee, we hadden het over het leven en over de liefde. Over boeken en politiek. Of over chillende zoons en andere puberperikelen.

Ruud had altijd een mening. En die mening stak hij niet onder stoelen of banken. Niet op twitter en niet in zijn blogs. Lag hij in het ziekenhuis, dan kregen de artsen ervan langs wegens de haperende communicatie. De laatdunkende tweets over #dwdd zijn bijna niet te tellen (‘Is er ook maar de geringste mogelijkheid dat Matt Hijs, Nico en de complete redactie van #dwdd het overlijden van David Bowie hebben gemist?’ ‘Mijd je #dwdd als de vliegende tering, wordt het item voor item op Twitter herhaald. PLEURT OP!!!!’). Zijn twittervolgers herinneren zich zijn laatste verbeten strijd: dat was tegen het referendum op 6 april. Onvermoeibaar slingerde hij zijn ‘stem niet, vecht zelf!’-tweets onze timeline in. Hij was scherp en soms ‘virtueel ongezellig’.  Dit kwam hem zo nu en dan op nare, hatelijke reacties te staan. Zo hatelijk, dat hij enkele keren stopte met twitter. ‘Stil van …’ stond een keer wekenlang als laatste tweet in zijn timeline. ‘Ik stop misschien wel met Twitter,’ zei hij soms tegen me. ‘Al die haat en nijd. Het is niet meer zoals vroeger.’ Maar hij kon het twitteren niet laten. Hij had er zóveel gesprekken, deed er zoveel nieuwe contacten op. Via Twitter regelde hij, vanuit revalidatiecentrum De Hoogstraat, de klussers voor zijn nieuwe appartement. Via Twitter kocht hij kunst. Via Twitter leerde hij mensen kennen met wie hij warme, vaak virtuele vriendschappen opbouwde – het zou me niet verbazen als Ruuds Twitteraccount bijna net zoveel DM’s als tweets bevat …

Ruud blogde vaak en graag. Over proza en poëzie. Over muziek. Over zijn zieke lijf. En over concerten en voorstellingen die hij bezocht. Over dat bloggen spraken we vaak. Ik ben gewend mijn teksten af te stemmen op mijn doelgroep. Ruud deed dat niet. En dus schreef hij gerust blogs van 2000 woorden of meer. Hij was er stellig over: ‘Ik blog niet voor anderen. Ik blog voor mezelf.’ Een eye-opener voor mij als beroepsstukjesschrijver.

Ook ik kan makkelijk tot 2000 woorden doorgaan bij het schrijven van dit in memoriam. Ik heb bijvoorbeeld nog niets geschreven over het huiskamerconcert van @lavalu, vorig jaar op Ruuds verjaardag. Over de theatervoorstellingen die Ruud en ik bezochten (twee weken geleden nog gingen we naar het Scapino Ballet in de Stadsschouwburg). Over de middag dat we de stad in gingen om cadeautjes te kopen voor mijn zoon die achttien werd. En over de Koot & Bie-dvd-avond die we samen voor onze wijkgenoten organiseerden. Er zijn zóveel mooie herinneringen; teveel om hier te noemen.

Twee dingen vind ik nog wél belangrijk om te vermelden. Punt één: Ruud was lief voor me als ik dat nodig had. We zagen elkaar beslist niet dagelijks, maar hadden veel contact. Mijn eerste maanden in Lunetten waren bepaald niet makkelijk. Ruud voelde dat. Als we appten kon het zomaar zijn dat hij aankondigde: ‘Ik kom eraan.’ Tien minuten later zat hij bij mij op de bank – Ruud aan een AV’tje (als ex-probleemdrinker nam hij alleen alcoholvrij bier), ik aan de wijn. Ik herinner me een langdurige reis per OV, tijdens welke ik erg somber was. Ruud en ik appten de hele weg tot aan mijn voordeur, waarbij hij me allerlei opbeurende YouTube-filmpjes stuurde. Het raakte me diep.

En dat brengt me op punt twee: Ruud maakte deel uit van mijn ‘framily’; een lelijk woord dat staat voor vrienden die een soort familie van je worden. Sinds ik alleen woon, leef ik anders. Ik heb geen man thuis op de bank zitten die me gezelschap houdt – dat gezelschap moet ik zelf opzoeken. En dat gold ook voor Ruud. Wij vonden elkaar hierin. In praktische zaken (even soep voor elkaar koken) en in de gesprekken die we voerden. Ruud was een vrije geest, wars van hokjesdenken. Hij scherpte mijn geest.

DAMN. Wat zal ik hem missen.

 

…en dat was 2015

Gelukkig ontvang ik nog steeds veel kerstkaarten. Ik houd van handgeschreven post. Dit jaar staan er opvallend veel warme, persoonlijke teksten op de kaarten. Teksten die me doen beseffen wat een bijzonder jaar het was. Aan de hand van drie steekwoorden blik ik op 2015 terug.

Kracht  Dit jaar werd heel veel anders. Het gezin van zes personen viel uit elkaar. Na elf jaar samenleven gingen mijn kinderen en ik met z’n drieën verder op een nieuw adres. En dat viel niet altijd mee, die eerste maanden van 2015. Of het nou ging om een lekke band, haperende apparatuur of mijn boekhouding – keer op keer herhaalde ik de woorden: ‘Ik weet niet hoe dat werkt, want dat deed híj altijd.’ Maar tegelijkertijd ontdekte ik mijn eigen kracht. Ik leerde boren, fietskettingen omleggen, rookmelders vervangen. Spinnen en door de katten uiteengereten muizenlichaampjes ruimde ik koelbloedig op. Een paar keer per week sleurde ik loodzware boodschappentassen de woning in. En waar de kracht ontbrak, schakelde ik anderen in. De kinderen bijvoorbeeld. Wat een kanjers zijn het. Samen hebben we het maar mooi gered dit jaar. Zoon ploetert op mijn Excelsheets en brengt vuilniszakken naar de afvalbak. Dochter grijpt in als de rommel in huis te groot wordt. Mijn ouders en vrienden staan regelmatig voor me klaar. En grote dank gaat uit naar mijn boekhouder. Als ik weer eens radeloos naar de getallen in mijn boekhoudprogramma staarde en in verwijfeling met mijn hoofd op het tafelblad bonkte omdat ik mijn bedrijfsadministratie niet meer zag zitten, pakte ik de telefoon en was tien minuten later weer gerustgesteld.

IMG_0564Ontmoetingen Wat heb ik veel nieuwe mensen leren kennen dit jaar!  Op feesten. In de kroeg. Op Keiland. In mijn wijk. Via internet. Het mooie van het single-bestaan is dat je niet altijd op tijd thuis hoeft te zijn. Dat je spontaan kunt besluiten te blijven. Of juist ‘s avonds na tienen nog de deur uit kunt gaan. Ik heb een netwerk opgebouwd van mensen die samen eten, naar festivals gaan, soep voor elkaar koken. Mensen die me mijn nieuwe wijk leerden kennen. Met wie ik bijzondere dingen ondernam. Tegelijkertijd waren er de vrienden van vóór 2015. Met enkelen van hen is de band versterkt. Zij voelen als familieleden. Ik ben zó blij dat ik ze heb!

Traagheid Ik leerde nog iets speciaals dit jaar: ik mag de tijd nemen voor dingen. Met dank aan mijn haptonoom, die me bij elk consult liet zien dat kleine stapjes heel goed werken. Ik was jarenlang gewend snel beslissingen te nemen, ook al voelde het soms tegennatuurlijk. Nu denk ik vaak: dat komt morgen wel. Of: misschien doe ik het gewoon niét. Ook ben ik trots als er weer een stap in de goede richting is gezet. Vooral als het gaat om dingen waar ik een hekel aan heb. Ik heb het toch maar mooi gefikst, dat huishouden in mijn eentje. In mijn eigen tempo. En op mijn eigen manier.

Er kan nog veel anders en beter. Maar dat komt. In 2016 en daarna.

deeldwang

Liken en sharen: de trouwe Facebookgebruiker doet het dagelijks. Het lijkt zo’n onschuldige bezigheid, maar achter het al dan niet plaatsen van het duimpje gaat een hele wereld schuil. Jaloezie, dweepzucht, boosheid, verliefdheid, angst  – ik noem maar enkele emoties die een rol spelen bij het toejuichen dan wel negeren van de boodschap van onze ‘vrienden’.

Nog interessanter wordt het als je kijkt naar ons share-gedrag. ‘Like, share en win!’ is hiervan het bekendste voorbeeld. Als jij op je timeline laat zien dat je die steigerhouten tuinbank of dat knusse bungalowpark leuk vindt, maak je misschien kans op die bank of een weekeindje weg. Je maakt reclame uit pure hebzucht. Een nobeler voorbeeld van delen is de zoekactie naar een vermist kind of gestolen fiets, of de oproep om vluchtelingen, het milieu of een ander Goed Doel te helpen. Best handig hoe makkelijk dit via Facebook gaat (hoewel Twitter in dit geval véle malen effectiever is). Het sharen van dit soort oproepen gaat weliswaar gepaard met een zekere zelfgenoegzaamheid (‘kijk mij eens goed doen!’), maar ach, het doel heiligt de middelen. Op het randje vind ik het kuddedierengedrag bij belangrijk wereldnieuws. Het tooltje waarmee je je profielfoto van een regenboog kon voorzien bijvoorbeeld, bij de legalisering van het homohuwelijk in de VS in juni 2015. Natuurlijk, ook mij stonden de tranen in de ogen bij het horen van dit mooie nieuws. Maar moet ik mijn blijdschap tonen met een regenboogfoto? Anders gezegd: moet ik bang zijn dat mijn vrienden denken dat ik tégen het homohuwelijk ben als ik mijn gewone profielfoto laat staan?

In dit soort gevallen wordt Facebook gebruikt als moreel kompas. Nou vind ik het regenboogprofiel nog een mild voorbeeld hiervan. En, het moet gezegd, het is best indrukwekkend dat van de 1,4 miljard (!) Facebookgebruikers 26 miljoen mensen tijdelijk kozen voor een regenboogvlag in hun profiel.

Woestmakend zijn pas de dwingende oproepen als ‘laat zien dat je van je kind houdt’ en ‘als ik nog 30 minuten te leven heb, zou jij dan naar het ziekenhuis komen om mij een laatste keer te zien?’ Met daarbij de dreigende connotatie ‘velen zullen dit niet delen … zo zie je maar wie je echte vrienden zijn!’ Met dit soort betweterige boodschappen leggen mensen elkaar langs een meetlat van fatsoen. Kom op zeg, mag ik asjeblieft zélf bepalen wanneer ik mijn kinderen zeg dat ik van ze houd? Dit is geen sharen, dit is deeldwang. En ik ben ertegen. Jij ook? Houd dat dan gerust voor jezelf. Je hóeft het niet te delen.

PS En dan zwijg ik nog over de stijl-, spel- en grammaticafouten en de erbarmelijke illustraties in dit soort oproepen. Maar kennelijk weerhoudt dat de gemiddelde Facebookgebruiker niet van gul en ruimhartig liken & sharen ? 

Facebook in tijden van crisis

In tijden van crisis is Facebook een slangenkuil. Met kiekjes van happy families onder de kerstboom, blije stelletjes op Valentijnsdag en exen die ogenschijnlijk nog nooit zó gelukkig zijn geweest. Het is de dorpspomp in het kwadraat. Ontvriend worden, reacties met een dubbele bodem, reacties die uitblijven: als je tóch al wenend op de bank zit, is dit alles niet bevorderlijk voor je welzijn. Anderzijds is het Smoelenboek soms ook heel opbeurend. Er zijn momenten dat de Facebookfamily me er echt doorheen sleept.

Facebook wéét ook zoveel. Bij mijn ‘relatiestatus’ (wie kende dit woord vóór Facebook bestond?) vulde ik jaren geleden braaf in ‘heeft een samenlevingscontract’. Alsof ik me bij het loket van Burgerzaken bevond. Na de zomer besloot ik deze informatie te verwijderen. Ik had kunnen kiezen voor ‘het is ingewikkeld’ en een paar weken later voor het ietwat sneue ‘vrijgezel’. Maar, dacht ik: dat gaat geen mens wat aan. En dus heb ik tot op de dag van vandaag niets in het betreffende hokje ingevuld. Dat laat Facebook echter niet op zich zitten. Er moet iets aan de hand zijn, wordt er op het hoofdkantoor geconstateerd. Met als gevolg dat ik geen advertenties meer ontvang voor gezinsvakanties naar Center Parks, maar het advies om lekker tot rust te komen tijdens een yogatripje naar Bali. Ikrelatieconsulent worden krijg ‘leuke mannen uit de regio’ voorgeschoteld door Lexa en Zook. En hypotheekadviezen, terwijl ik goddank alweer vele maanden huur. De  mooiste in de reeks doelgroepadvertenties vond ik wel de voorgestelde pagina ‘consulent worden bij Mens & Relatie’. Hè ja, Facebook, na al het geploeter in mijn eigen relatie lijkt het me héérlijk om me nu eens te verdiepen in andermans echtscheidingsleed – bedankt voor de tip!

Tegelijkertijd weet Facebook heel veel dingen níet. En laten we dat vooral zo houden. Lang leve de vriendschappen IRL!

sleur

Iemand om aan te vertellen wat niet van belang is‘Verschoon jij de kattenbakken even?’ ‘Ach, kun jij dat overhemd voor me strijken?’ ‘Wat hebben we nodig bij de Jumbo?’ Die korte gesprekjes. De vaste taakverdeling. Het is een sleur. Maar je mist het als je ineens geen partner meer hebt. Dat maatje met wie je je dagelijkse besognes deelt. Die je als je thuiskomt uit je werk vraagt ‘Hoe was je dag?’ Die je schouders masseert omdat je weer veel te lang krampachtig achter de laptop tegen een deadline aan hebt zitten werken. Die de rotklussen van je overneemt. Die in oktober al de zomervakantie naar Zuid-Frankrijk boekt. Het cliché is waar: je weet pas wat je had op het moment dat je het kwijt bent. Geen partner hebben voelt soms verdomde eenzaam.

In deze tweede alinea verwacht je nu de catharsis. Een opsomming van de enórme voordelen van het singlebestaan. Maar daarvoor is het te vroeg. Zover ben ik nog niet. Toch geef ik toe: het leven als solo brengt mooie dingen. Meer tijd voor de kinderen bijvoorbeeld. Autonomie. Inniger vriendschappen. Je eigen kleur, inrichting en muziek. En ruimte voor spontane acties. Als ik vriendinnen hoor over de echtelijke twisten die zij tijdens de paasdagen hadden, denk ik: hmmm, ik vond het wel relaxed dat ik bij het ontbijt in m’n eentje op een cracker met jam kon knagen. Een koffietje, de krant erbij. Terwijl zij handenwringend bij hun schoonouders op de bank zaten, dronk ik met m’n GBF een koel wit wijntje op een terras. En aan het eind van de dag had ik een hilarische appconversatie met een vriendin die drie dates tegelijk heeft.

Ik kies nu zélf de mensen uit die me vragen ‘Hoe was je dag?’ Natuurlijk, het is minder comfortabel dan de partner die altijd voor je klaarstaat. Maar sleur in mijn leven – nee, dat is me momenteel volkomen vreemd.

‘Iemand om aan te vertellen wat niet van belang is’ – Judith Herzberg