‘Neuken, pijpen, beffen, cocaïne en rosé,’ zongen Van Houts en De Ket jaren geleden blijmoedig bij de ingang van hun theatertent. In het liedje omschreven ze de (in hun ogen) voornaamste USP’s van de Parade. Ouders met dreumesen aan de hand versnelden verschrikt hun pas bij het horen van dit tekstje, gezongen op een onschuldige kinderliedjesmelodie. Voor mij één van de mooie herinneringen aan 25 jaar De Parade. Tegenstanders van het festival smalen over ‘een feestje voor hippies en bakfietsmoeders.’ ‘Elitair vermaak. En het wordt élk jaar duurder.’ De liefhebbers echter tellen jaarlijks vanaf juni de dagen totdat het rondtrekkend theaterfestival in hun stad neerstrijkt. Eén van die liefhebbers ben ik. Sinds 2002 ben ik elke zomer meerdere avonden op het festivalterrein te vinden. Hoe komt het dat de Parade zo’n onweerstaanbare aantrekkingskracht op me heeft?
Is het de zweef? Nee. De zweefmolen vind ik eng. Vroeger, met de kinderen, ging ik er wel eens in. Maar de mannen van de zweef (al jaaaren dezelfde trouwens) trekken mij altijd te hard aan de schommels tijdens het zweven. Als ik dan toch draaierig wil worden, dan liever van de wijn, die altijd rijkelijk vloeit op de Parade. Niet eens omdat ik zelf zo groot insla: het is een goede gewoonte om de vele bekenden die je treft op het terrein bij te schenken uit de fles die je eerder op de avond hebt aangeschaft bij de wijnbar. Gelukkig wordt het drinken van kraanwater op de Parade gestimuleerd, zeker sinds het festival Join the Pipe steunt. Dat, in combinatie met de consumptie van een paar geitenkaaskroketten van Haute Friture, maakt dat het met de kater uiteindelijk best meevalt.
Is het de kwaliteit van de voorstellingen? Ja en nee. Er is veel moois te zien op de Parade. Ik denk met plezier terug aan shows van Ellen ten Damme, Sven Ratzke, Maarten van Roozendaal en ongelooflijk veel onbekend talent (zó onbekend dat ik geen namen kan noemen). Soms valt het mee, soms valt het tegen. Zaterdagavond in Utrecht zag ik De Geräuschmacher van Beppe, Kees en Eddie. Een vermakelijke voorstelling, maar bij lange na niet zo dolkomisch als Mon Bouillon van een aantal jaren geleden. Ook zag ik Metamorphosen van Greet, Femke en Linda. ‘Zonde van mijn geld,’ briesten mijn vrienden bij het het verlaten van de tent. En inderdaad, de weergave van het klassieke meesterwerk van Ovidius was dermate onbegrijpelijk dat we de plot met geen mogelijkheid konden navertellen. Voor mij hoort dit echter ook bij de Parade: met z’n allen dicht opeengepakt in een bloedhete tent naar een vage voorstelling kijken met veel rook, gekleurd licht en mysterieuze geluiden, en eigenlijk geen idee hebben wat er gebeurt. Maar het kan je niet schelen, omdat je met leuke mensen bent. Omdat je weet dat je een half uur later op de dansvloer van de Silent Disco staat. En omdat je elk jaar weer vrienden-van-vrienden treft aan de lange tafels met ongemakkelijke houten bankjes. Mensen die je meteen kunt vragen ‘ken jij jezelf?’, daarbij obligate dooddoeners als ‘wat doe jij eigenlijk?’ overslaand.
Deze prettige chaos, tegen een decor dat het midden houdt tussen een camping, de kermis en een enorm terras op een lommerrijk plein, maakt dat ik ook vanavond weer de fiets pak op weg naar het Moreelsepark.