Maandelijks archief: september 2015

niet betreden

niet betreden, pas ingezaaid‘Meid, waar begin je aan!’ ‘Ik zou áltijd kiezen voor …’ ‘Je moet écht eens praten met …’ Wie haar leven opnieuw vorm gaat geven, krijgt een stortvloed aan ongevraagde adviezen over zich heen. Over de inrichting van haar nieuwe woning bijvoorbeeld. Over de combi werk-huishouden, de opvoeding en de administratie. Of over haar liefdesleven.

Nu kun je als single best wat goede raad gebruiken op z’n tijd. In een gelukkige relatie fungeert je partner doorgaans als vaste adviseur. Zijn er problemen of twijfel je ergens over, dan helpt de man of vrouw thuis op de bank je uit de brand. Bij grote levensvragen raadpleeg je naast je partner nog wel eens je ouders of vrienden. Maar gaat het om acute nood, zoals de keuze voor een bloemetjes- of stippenjurk of een ruzie op het werk, dan is het reuze handig om een echtgenoot  als praatpaal te hebben. Voor singles ligt dit anders. Zij hebben een consortium aan adviseurs om zich heen. Ik prijs me gelukkig met een paar dierbare vrienden die me (té) goed kennen en me met raad en daad terzijde staan. De stelregel daarbij is echter: géén ‘als ik jou was …’ of waslijsten met praktische tips. Gewoon luisteren, en pas in actie komen op verzoek. Lang niet iedereen kan dat.

Het is als met het pas ingezaaide graszaad langs de spoorlijn: je moet er niet op gaan stampen. En verschijnen de eerste groene puntjes boven de grond, dan is het onnodig eraan te trekken. Het groeit vanzelf. Wat water, een paar warme zonnestralen en geïnteresseerd langs de zijlijn toekijken: dat is genoeg.

ouderavond

Het is weer tijd voor de ouderavond. Ik fiets naar dochters school. Exgenoot doet zijn best om spijt te veinzen tijdens zijn telefonische afmelding, maar zijn stem klinkt toch vooral opgelucht. Licht triomfantelijk zelfs. En geef hem eens ongelijk.

Bij het betreden der school schenk ik mezelf een wegwerpbeker kookkoffie in en spoed me naar het aangegeven lokaal. Daar schud ik de mentor de hand en neem, nipt op tijd, plaats op de achterste rij. Een goede gewoonte uit mijn eigen middelbare schooltijd. De ruimte puilt uit van de goedwillende, betrokken vaders en moeders – van bijna ieder kind het compléte ouderpaar. Dan steekt de mentor van wal. Hij stelt zich voor, deelt boekjes met het jaarprogramma uit en vult de rest van de avond met het bespreken van genoemd document. Bladzij na bladzij. De mentor doet zijn best zijn praatje met snaakse grappen te verlevendigen (‘Direct na de herfstvakantie is de eerste PTA-week. Zit uw kind in de vakantie dus te luieren, dan is er iets niet in de haak.’).

Veel ouders trekken wit weg bij het aanhoren van het jaarprogram. ‘Heeft u tips & tricks om ons kind voor te bereiden op de PTA-week?’, klinkt het mat vanaf de voorste rij. Geroutineerd verwijst de mentor ons naar het externe huiswerkinstituut. Met daarbij als troost: ‘Heeft uw kind aan het eind van het jaar niet genoeg punten, dan kan het altijd nog naar de HAVO.’ Een siddering van schrik trekt door het broeierige klaslokaal.

Onvermijdelijk zijn de verhalen over individuele leerlingen: ‘Sophie vindt het zó zwaar; ze zit elke nacht tot twee uur aan haar huiswerk. Ik heb mijn baan opgezegd; mijn man blijft wakker om haar optimale ondersteuning te bieden. Heeft u advies?’ Gelukkig is de mentor zo verstandig deze moeilijke gevallen af te kappen, want inmiddels zit zelfs de braafste vader verveeld over zijn smartphone gebogen (ik geef het ruiterlijk toe, mijn appconversaties liepen gedurende de gehele ouderavond door).

Ach scholen, pak het toch eens anders aan! Wat te denken van een informatieboekjesborrel? Ouders kunnen elkaar dan met een glas en een bitterbal in de hand nuttige tips geven over de aanpak van hun procrastinerende puber. Eventueel kunnen ze zich tijdens de borrel met prangende vragen tot de mentor wenden. Of desnoods flirten ze wat met die leuke vader of moeder die ze tijdens het standaard ouderavondconcept alleen maar zwijgend in dat ongemakkelijke schoolbankje zagen zitten. Als ík de rector was, zou ik het wel weten.

Foto: Mche Lee voor Unsplash

deeldwang

Liken en sharen: de trouwe Facebookgebruiker doet het dagelijks. Het lijkt zo’n onschuldige bezigheid, maar achter het al dan niet plaatsen van het duimpje gaat een hele wereld schuil. Jaloezie, dweepzucht, boosheid, verliefdheid, angst  – ik noem maar enkele emoties die een rol spelen bij het toejuichen dan wel negeren van de boodschap van onze ‘vrienden’.

Nog interessanter wordt het als je kijkt naar ons share-gedrag. ‘Like, share en win!’ is hiervan het bekendste voorbeeld. Als jij op je timeline laat zien dat je die steigerhouten tuinbank of dat knusse bungalowpark leuk vindt, maak je misschien kans op die bank of een weekeindje weg. Je maakt reclame uit pure hebzucht. Een nobeler voorbeeld van delen is de zoekactie naar een vermist kind of gestolen fiets, of de oproep om vluchtelingen, het milieu of een ander Goed Doel te helpen. Best handig hoe makkelijk dit via Facebook gaat (hoewel Twitter in dit geval véle malen effectiever is). Het sharen van dit soort oproepen gaat weliswaar gepaard met een zekere zelfgenoegzaamheid (‘kijk mij eens goed doen!’), maar ach, het doel heiligt de middelen. Op het randje vind ik het kuddedierengedrag bij belangrijk wereldnieuws. Het tooltje waarmee je je profielfoto van een regenboog kon voorzien bijvoorbeeld, bij de legalisering van het homohuwelijk in de VS in juni 2015. Natuurlijk, ook mij stonden de tranen in de ogen bij het horen van dit mooie nieuws. Maar moet ik mijn blijdschap tonen met een regenboogfoto? Anders gezegd: moet ik bang zijn dat mijn vrienden denken dat ik tégen het homohuwelijk ben als ik mijn gewone profielfoto laat staan?

In dit soort gevallen wordt Facebook gebruikt als moreel kompas. Nou vind ik het regenboogprofiel nog een mild voorbeeld hiervan. En, het moet gezegd, het is best indrukwekkend dat van de 1,4 miljard (!) Facebookgebruikers 26 miljoen mensen tijdelijk kozen voor een regenboogvlag in hun profiel.

Woestmakend zijn pas de dwingende oproepen als ‘laat zien dat je van je kind houdt’ en ‘als ik nog 30 minuten te leven heb, zou jij dan naar het ziekenhuis komen om mij een laatste keer te zien?’ Met daarbij de dreigende connotatie ‘velen zullen dit niet delen … zo zie je maar wie je echte vrienden zijn!’ Met dit soort betweterige boodschappen leggen mensen elkaar langs een meetlat van fatsoen. Kom op zeg, mag ik asjeblieft zélf bepalen wanneer ik mijn kinderen zeg dat ik van ze houd? Dit is geen sharen, dit is deeldwang. En ik ben ertegen. Jij ook? Houd dat dan gerust voor jezelf. Je hóeft het niet te delen.

PS En dan zwijg ik nog over de stijl-, spel- en grammaticafouten en de erbarmelijke illustraties in dit soort oproepen. Maar kennelijk weerhoudt dat de gemiddelde Facebookgebruiker niet van gul en ruimhartig liken & sharen ?