Tag archieven: stiefmoeders

stiefmoedercolumns (5)

Van 2008 tot 2013 schreef ik columns voor Stichting Stiefmoeders. De stichting is sinds vorig jaar gefuseerd met stichting Nieuw Gezin. De columns zijn dus offline. Jammer. Voor mij is het stiefgezin inmiddels verleden tijd. Maar ik heb er mooie herinneringen aan. Mijn meest dierbare stiefmoedercolumns geef ik nu een plek op mijn blog, in het mapje ‘stiefgezin’. Dit zijn de laatste columns uit de reeks. Ze gaan over de rol van de stiefmoeder.  

 

Goed-genoegmoeder 

Als er één moeder geknipt is voor het goed-genoegmoederschap, dan is het wel de stiefmoeder. De Amerikaanse tv-persoonlijkheid Rene Syler introduceerde de Good-Enough Mother in 2007 en het begrip werd direct door de damesbladen omarmd. Een goede zaak, want de Nederlandse moeder mag best eens wat gas terugnemen. Ze perst haar werktijden in een vijfeneenhalf uur-per-dag-rooster zodat ze om 15.00 uur weer op het schoolplein staat (waarna de kinderen haar meedelen bij een vriendje te gaan spelen), checkt ’s middags thuis haar werkmail en vergadert maandelijks met de ouderraad. In de weekeinden is ze hockeycoach, bakt koekjes met de kinderen en struint het internet af om inspiratie op te doen voor een Cultureel Zondagmiddagprogramma. Een meditatieve natuurwandeling bijvoorbeeld, of een educatief museumtripje. Ze is een supermama. Altijd opgewekt, goed gekleed, kek gekapt en met een trendy ingericht huis. Maar zondag zit ze tot diep in de nacht met asgrauwe gelaatstrekken aan de keukentafel prinsessentraktaties voor de jarige dochter te maken. Dodelijk vermoeid tekent ze blije gezichtjes op roze kartonnetjes en bevestigt met fleurige linten doosjes biodynamische rozijnen aan crêpepapieren prinsessenrokjes. Het kinderfeest haalt ze nog net. Daarna stort ze in. Nee, supermama’s hebben het niet makkelijk. Ze willen alles perfect. En dat is onmogelijk.

Rene Sylers pleit in haar boek Good-Enough Mother voor een meer realistische kijk op het moederschap. Ik ben een enthousiast aanhanger. Vooral omdat het zo uitermate geschikt is voor de stiefmoeder. Natuurlijk, voor élke moeder is het een verademing om wat meer los te laten. Bijvoorbeeld door de kinderen eens met  pizza voor de tv te zetten, supermarktcake als traktatie mee te geven en ze zelf hun kleren te laten vouwen. De stiefmoeder echter kan er alleen maar gelukkiger van worden als ze gepaste afstand bewaart tot haar bonuskinderen. Koopt ze kleren voor haar stiefdochter, dan zijn die namelijk per definitie lelijk. Geeft ze haar man een opvoedadvies, dan mag ze zich nergens mee bemoeien. En oppert ze zorgzaam dat het misschien weer tijd wordt voor een bezoekje aan de oogarts, dan krijgt ze de wind van voren. Nee stiefmoeders, klem je kaken op elkaar. Draai stilletjes de was van je stiefkinderen. Doe boodschappen voor ze, blaas ballonnen op voor hun verjaardagsfeest, betaal hun abonnementsgelden, behang hun kamer, geef ze iedere avond een voedzame maaltijd, rijd ze naar de klassenavond en luister zonder commentaar naar hun verhalen. Dat is goed genoeg. Méér dan goed genoeg.

Stiefloeders 

Stiefmoeders zijn valse vrouwen. Dat is algemeen bekend. Het zijn sluwe serpenten die de kunst verstaan de tere kinderziel te krenken en in één moeite door de onschuldige bijbehorende moeder tot op het bot te kwetsen. Biologische moeders daarentegen zijn voorbeelden van warmte en betrokkenheid. Liefdevol verzorgen zij hun kinderen. Vol aandacht zitten ze dagelijks na schooltijd klaar met thee en koekjes, begripvol luisterend naar verhalen over leraren, cijfers en andere narigheid. Moeders zijn iconen van geduld en zorgzaamheid. Stiefmoeders niet. Zij kunnen niet tippen aan de kwaliteiten van de vrouw die haar stiefkinderen op de wereld heeft gezet.

Maar kijk nu eens wat er gebeurt als je moeder en stiefmoeder samenbrengt. Ineens blijkt biomam een grotere feeks dan verwacht. Sowieso is het gedrag van vrouwen onder elkaar een aandachtspunt. Al ziet het er vaak gezellig en übersociaal uit, het lijkt wel in de vrouwelijke natuur te zitten om seksegenoten keihard onderuit te halen. Vooral moeders kunnen er wat van. Het begint al op het consultatiebureau. Met een meewarige blik op de dichtstbijzijnde dreumes lispelt één van de moeders liefjes: ‘Goh, heeft jouw kind nog steeds een flesje? Mijn dochter dronk met vier maanden al uit een beker. Ze heeft het kinderdagverblijf overgeslagen, sinds een paar maanden zit ze in groep 1.’ Of neem de kwestie werkende moeder – thuisblijfmoeder. Genadeloos nemen vrouwen elkaar de maat. ‘Jannie werkt v-i-e-r dagen. Onbegrijpelijk! Ik ben er áltijd voor mijn kinderen. Ze hebben me hard nodig, zéker nu, op de basisschool.’

De strijd tussen biomam en stiefmoeder is van dezelfde orde. Stiefmama is het per definitie niet eens met de opvoedkwaliteiten van Echte Moeder. Ze is te makkelijk, te toegeeflijk. Of juist veel te streng. Ze stookt haar man op tegen zijn ex: ‘Praat toch eens met haar!’ ‘Dóe er wat aan!’ En biomam beluistert wantrouwig de verhalen van haar kinderen en denkt: ‘Waar bemoeit deze vrouw zich mee, het zijn toch míjn kinderen!’ Met de valsheid die vrouwen eigen is, tarten ze elkaar waar ze maar kunnen. Het liefst natuurlijk vilein, onder de gordel. Bijvoorbeeld via de sociale media. Stiefmama stuurt honigzoete berichtjes naar bonusdochter om biomam de ogen uit te steken. En Echte Moeder slingert expres artikelen over de belangwekkende rol van biologische ouders de wereld in, zodat stiefmama het ook eens van een ander hoort.

Maar hoe zit het dan met vrouwen die biomam én stiefloeder zijn? Zij hebben meestal de stief- en eigen kinderen tegelijkertijd om zich heen. Een hele kunst om het ene kind met stiefmoederlijk dedain te behandelen, terwijl het andere doodgeknuffeld wordt. Dat trekt zelfs de meest valse kenau niet. Nee dames, er zit er niets anders op dan te stoppen met kiften. In het belang van onze toekomst: de kinderen. Zo zie je maar weer hoe eenvoudig het is. De wereldvrede begint bij ons, (stief)moeders.

De stiefmoeder op social media

Stiefmoeders zijn vreselijke vrouwen. Feeksen zijn het; valse serpenten die het krenken van tere kinderzieltjes tot een hoger levensdoel hebben verheven. Veldonderzoek via het wereldwijde web toont het ons klip en klaar: de stiefmoeder zorgt voor veel persoonlijk leed. Speciaal voor jullie nam ik een kijkje op enkele social-mediasites. Om te beginnen op Hyves en Facebook. Volstaat allemansvriend Hyves nog met één lotgenotengroep, de ‘anti-stiefmoederhyve’; Facebook heeft voor het Nederlandstalig gebied maar liefst vijf groepen, met titels als ‘irritante stiefmoeders’, ‘stiefmoeders, schiet ze naar de maan’ en andere, iets minder beschaafde namen. Omdat ik stiefmoeders zelf reuze mee vindt vallen, sluit ik me niet bij deze groepen aan – een voorwaarde om van de berichtgeving kennis te kunnen nemen. Helaas kan ik daarom inhoudelijk niets over deze groepen melden.

Gelukkig hebben we het transparante Twitter nog. Twitter heeft niets te verbergen. Het is zo simpel: vul het zoekwoord ‘stiefmoeder’ in en je beeldscherm stroomt vol kommer & kwel. De mededeling ‘Ik haat me stiefmoeder’ komt in vele varianten voor – een kernachtig bericht, echter weinig informatief. Maar er zijn tweets te over die zich wél lenen voor een nadere  analyse. Ik citeer er een paar:

  • Me stiefmoeder wil dat ik de muziek zachter zet. EGT nie!!!
  • ‘gezellig’ tv kijken met me vader en stiefmoeder
  • Ik weet 100% zeker dat niemand ze stiefmoeder gieriger is dan die van mij…
  • Jongeeeee mij stiefmoeder is echt een (hier stond een heel lelijk woord) pfff al mij witte kleren zijn half roze

Afschuwelijke vrouwen toch? Gierig zijn ze. Opdringerig ook: vragen of de muziek zachter mag in huis; brutaalweg samen met man en stiefdochter meekijken naar de tv op zaterdagavond, hoe verzinnen ze het? Maar dat laatste Twitterbericht slaat alles. Stiefzoons kostbaarste bezit, al zijn witte kleren, half roze. Had stiefmoeder dat nieuwe rode katoenen topje, dat stiefdochter alvast in de wasmachine had gestopt omdat ze het koste wat kost tijdens haar wekelijkse stapavond  weer aan wilde trekken, nou niet éven uit de trommel kunnen halen voor ze haastig de witwas erin duwde, omdat stiefzoon zijn voetbalkleding zaterdagochtend weer nodig had? Ongelooflijk, wat een stupiditeit.

Het is volkomen duidelijk: stiefmoeder doet er wijs aan zich pas weer in het leven van haar geliefde te vertonen op het moment dat zijn nageslacht zich niet meer weekeindregelingsgewijs aandient. Hoewel, zelfs dat valt te betwijfelen, getuige deze tweet van een ongelukkige bonusdochter: ‘Heb ZO geen zin om naar de 60e verjaardag van mijn stiefmoeder te gaan.’ Ja, zelfs als ze de nieuwe vrouw van hun vader amper nog tegenkomen wordt er door Neerlands stiefkroost nog volop over haar geklaagd. En terecht. Dragonders zijn het, die stiefmoeders. Allemaal.

Klagen mag 

De slingers, taart en cadeautjes heb ik gemist. Het jubileum is stilletjes aan me voorbijgegaan. Toch was het afgelopen zomer zover: ik ben alweer tien jaar stiefmoeder. Een hele prestatie, al zeg ik het zelf. ‘Wat is het geheim?’, vragen jullie je natuurlijk af. Eerlijk gezegd: geen idee. Stug doorgaan, denk ik. Maar goed, omdat jullie zo aandringen: vijf tips van een ervaringsdeskundige.

  1. Probeer niet leuker te zijn dan biomam. Je verliest het toch. Sloof je vooral niet uit met doodvermoeiende knutselmiddagen, cupcakebakkerijfestijnen en overdreven verwennerij. Ook al geef jij je bonuskinderen van 8.00 tot 20.00 u non-stop aandacht gedurende de 150 dagen per jaar dat je ze ziet, als hun eigen moeder één keer per decennium koekjes met haar kinderen bakt wordt dat hun beste jeugdherinnering – en niet het origamidierenpark dat jij met ze hebt gevouwen.
  2. Neem tijd voor jezelf. Pak een dagje sauna of ga met vriendinnen naar Antwerpen in het weekeind dat hij zijn kroost over de vloer heeft. Jij komt uitgerust terug, met genoeg energie om hem op te vangen na twee volle dagen qualitytime met zijn kinderen.
  3. Laat je kinderen zien dat je kiest voor je man. Ben je niet alleen stiefmoeder, maar heb je ook eigen kinderen? Wees wijs en laat alle kinderen in het gezin zien dat je houdt van je man. Dan weten ze waar ze het voor doen. Gekibbel tussen jou en je ex nemen de kinderen voor lief. Maar één woordenwisseling met je nieuwe partner is voor hen al reden om te denken: ‘wat doet mijn moeder toch met deze man die ik “stiefvader” moet noemen?’
  4. Vermijd kampdenken. In het verlengde van tip 3: voorkom getouwtrek tussen jouw kamp en het zijne. Een lastig advies, want het is logisch dat je je eigen kinderen leuker, slimmer en aantrekkelijker vindt dan de zijne. Toch is het belangrijk om één lijn te trekken en elkaar openlijk te steunen. Maak eenduidige regels en afspraken voor het samengestelde gezin. Roep nieuwe tradities in het leven. En geef je man altijd gelijk, ook al denk je er het jouwe van. Streel zijn ego. Dat helpt.
  5. Klagen mag. Een kwartier per dag. Ben je de wanhoop nabij? Alle begrip! Het ís ook onaangenaam om je jarenlange belangeloze inzet beloond te zien met niet-aflatend commentaar van man en bonuskinderen. Maar eindeloze klaaglitanieën helpen je bepaald niet verder. Schrijf je ellende van je af, stap in een praatgroep of neem een mood-app op je telefoon. Ga daarna met opgeheven hoofd weer verder. Als de kinders volwassen zijn, zul je merken dat ze je stiekem best een beetje leuk vonden. En dat is het grootste compliment wat je kunt krijgen. Je bent namelijk een kei, ook al zegt niemand dat ooit tegen je.

‘Klagen mag’ was de laatste column die ik schreef voor Stichting Stiefmoeders. Dat was in december 2013. In oktober 2014 eindigde de relatie met de vader van mijn stiefdochters. 

stiefmoedercolumns (3)

IMG_0779Van 2008 tot 2013 schreef ik columns voor Stichting Stiefmoeders. De stichting is sinds vorig jaar gefuseerd met stichting Nieuw Gezin. De columns zijn dus offline. Jammer. Voor mij is het stiefgezin inmiddels verleden tijd. Maar ik heb er mooie herinneringen aan. Mijn meest dierbare stiefmoedercolumns geef ik nu een plek op mijn blog, in het mapje ‘stiefgezin’. Steeds met een paar columns tegelijk. In deze derde reeks: de zomervakantie

 

 

Liefmoeder met bonuskinderen

Zomer 2002. Voor het eerst op vakantie als alleenstaande moeder. Niet naar een villa-aan-zee in het zonnige zuiden – nee, het wordt de Noordzee dat jaar. Een natuurvriendenhuis aan zee. De eerste avond breng ik de kinders naar bed en betreedt met boek en thee de tuin. Maar lezen, daar komt het niet van: een groepje mede-alleengaanden schenkt me kordaat een wijntje in. Ademloos luister ik naar grappen en gruwelverhalen uit een wereld die de mijne niet is. Een wereld waarin (h)exen, biomoeders en KVGO’tjes (Kinderen Van Gescheiden Ouders) figureren. Ik leer een inspirerend nieuw vocabulaire die vakantie.

Kort daarna komt er een gescheiden vader voorbij in mijn leven. En nu ben ik alweer jaren stiefmoeder in een patchworkfamily. Zelf heb ik niet veel moeite met het woord stiefmoeder. Die Sneeuwwitje-en-de-boze-stiefmoederassociaties, ik heb er geen last van. Om me heen hoor ik echter veelzijdige alternatieven voor het gehate S-woord. ‘Halfmama’ bijvoorbeeld. Of ‘meemoeder’. Op Stiefmoederdag, een tweejaarlijks evenement georganiseerd door Stichting Stiefmoeders, vertelde een vrouw: ‘Ik ben een zorgvrouw voor de kinderen van mijn man. Ik ben hun moeder niet, ik zorg alleen maar voor ze. De biomam, dat is de moeder.’

Ook voor andere leden van het nieuw samengestelde gezin bestaat een complete begrippenlijst. Op de LinkedIngroep van Onze Taal stond een discussie over benamingen in het mikadogezin. Daar kwam ik de term ‘leasekinderen’ tegen – met daarbij de connotatie ‘maar aan wie kun je die kinderen dan teruggeven na een jaar of vier?’. Verder las ik de termen aanleunbroer, nabij-zusjes en liefmoeder. Ook ‘bonuskinderen’ en ‘cadeaukinderen’ werden genoemd. In een column in Trouw schreef een vrouw over haar ‘relatiegeschenk’: een kind als extraatje bij de nieuwe partner. Mooie woorden – maar niet iedereen zal de kinderen van een nieuwe partner als zo’n geschenk ervaren …

In België ijvert een groep ouders voor het vervangen van het voorvoegsel ‘stief’. Op hun site staat te lezen: ‘Wij willen aantonen dat een stiefouder geen hinderpaal is, maar een hulp bij de ontwikkeling van kinderen. Een plusouder dus.’

Mijn stief-/bonus-/extradochters zeggen gewoon Olga tegen me. Maar of ze me ook altijd als ‘plusouder’ en ‘liefmoeder’ beschouwen…? Ik doe m’n best!

Einde schooljaar

Het schooljaar is bijna voorbij. Dodelijk vermoeide ouders spoeden zich als geestverschijningen van het ene einde-seizoensevenement naar het andere. Afsluitende etentjes op het werk, buurtbarbecues, een borrel van de vrijwilligersvereniging. Met de laatste restjes energie die je in je hebt red je het nét, die eindspurt naar de zomervakantie. School en kinderclubjes daarentegen lijken er genoegen in te scheppen om driekwart van de activiteiten van een heel jaar in deze twee weken te comprimeren. Kind 1 heeft een piano-uitvoering, kind 2 een tennistoernooi (‘uw kind speelt maandag van 16.30-18.30 uur, woensdag van 13.00 – 15.00 uur, donderdag van 19.30-21.00 en zaterdag van 11.00 – 12.00 uur.’). Dan hebben we de zwemvierdaagse van kind 3 en 4 (‘wij zoeken nog ouders die om 14.00 uur mee kunnen lopen naar het zwembad, de kinderen helpen met omkleden en met ze teruglopen naar de school’) en als klap op de vuurpijl de avondvierdaagse. Samen met andere hologige, door overbelasting kromgetrokken ouders (en een enkele niet-werkende, woestmakend bruinverbrande en montere moeder) verzamel je je dagelijks met kroost op het veld, om daarna vrijwillig te voet tien kilometer door de provincie te trekken. Totaal ontwrichtend is het tijdstip waarop de vierdaagse begint – namelijk op dat uur waarop je normaalgesproken uitgeput, met jengelende kinderen in je kielzog, een laptoptas in de ene en een boodschappentas in de andere hand, na een werkdag de sleutel in het slot steekt. Het enige voordeel van deze starttijd is dat je niet hoeft te bedenken wat de pot schaft. Het hele gezin eet vier dagen boterhammen met kaas, geschrapte worteltjes en dropveters.

De periode vlak voor de zomervakantie legt de status aparte van het stiefgezin genadeloos bloot. Muziekuitvoeringen en sporttoernooien zijn gelegenheden bij uitstek om met de hele familie bij te wonen. In ons gezin gebeurt dat niet. Of in zeer wisselende samenstelling. Bij de musical in groep 8 mag ieder kind vijf toeschouwers meenemen. Maar mijn zoon heeft vier ouders, drie zusjes en zes opa’s en oma’s. Wie zijn dan de uitverkorenen? En zo zijn er nog heel wat andere dilemma’s tijdens die laatste dagen van het schooljaar.

Gelukkig is het bijna vakantie. Nog een paar hobbels te nemen voordat het zonnige zuiden lonkt. En dan gaat het gebeuren: we gaan Genieten. Echt waar.

Zomerpicknick

Daar zitten we weer. Op de jaarlijkse schoolpicknick. Juni, op december na de meest dramatische maand van het jaar, is bij uitstek zo’n maand waarin er elke week nóg wel een activiteit bij kan. Muziekuitvoeringen, het tennistoernooi, de eindmusical, de toetsweek en de niet aflatende stroom briefjes als ‘wilt u uw kind 5 euro meegeven voor’ en ‘wij zoeken hulpouders die willen rijden naar’. En dan heb ik het alleen nog maar over de schoolverplichtingen. Ook het werk vraagt altijd nét even een tandje meer in die laatste weken voor het grote reces. Deadlines, zomernetwerkborrels, businessbarbecues, haringparty’s: je probeert het allemaal bij te benen, en dat lukt ternauwernood. De man, toch al nooit vies van een gezonde dosis overwerk, zorgt daarnaast voor een zinvolle invulling van jouw schaars overgebleven tijd. Op slinkse wijze plempt hij een paar keer per week een ‘afspraakverzoek’ in je mailbox – een slimme manier om de confrontatie te mijden, want of je nou wel of niet op ‘accepteren’ klikt, híj heeft zijn best gedaan. En zo zit je, als moederkloek tegen wil en dank, avond aan avond in je eentje een vorkje te prikken met het kroost, de zegeningen van de zaterdagen waarop de man een extra werkdagje maakt nog daargelaten.

Maar dan is er de schoolpicknick. Komt eveneens slecht uit, maar brengt veel goeds. Moeders, kinderen en leerkrachten zitten verspreid op kleedjes rondom de school. Ook de vaders die wél om kwart voor 5 van hun werk durfden te vertrekken zijn present. Een verademing in drukke tijden. Vooral vanwege het sympathieke samen-delen concept en de prettige aanwezigheid van al die mensen die het ook niet gelukt is hun leven perfect op orde te krijgen. Stief- en alleenstaande moeders, weduwnaars en co-ouders, iedereen zit vrolijk kwetterend op het gras. Wijn en stokbrood gaan over en weer, evenals kinderen die dan weer bij pa, dan weer vijftien meter verderop bij ma een aardbei of kaasstengel halen. Natuurlijk is het fleurige tafereeltje een dekmantel voor veel leed. Zo zijn er moeders die afgunstige blikken werpen op de nieuwste aanwinst van hun ex. Kinderen die als boodschappers tussen twee picknickkleden op en neer gaan. En stiefmoeders die moederziel alleen op een kippenpootje knagen, omdat de bonuskinderen liever op de plaid van biomam verkeren. Het leven in een notendop. Ingewikkeld en vol verrassingen, maar met zon, goed gezelschap en koude chardonnay erbij eigenlijk best te hebben. Heel eventjes heel zorgeloos. En dan moet de zomer nog beginnen.

Vakantie

‘Sleur met jou, ‘k heb zo’n zin in sleur met jou,’ zingt Claudia de Breij op haar cd ‘Samen wakker worden’. Een tekst die me geweldig aanspreekt. Want sleur – ik teken ervoor. Precies weten waar je aan toe bent is één van de beste overlevingsstrategieën voor stiefmoeders. Op vakantie gaan is daarom een bron van stress. Weg is dan de sleur: vakantie is avontuurlijk. Het begint al bij het inpakken van de veertien thematassen die we elk jaar in de dakkoffer hijsen. De boekentas, de speelgoedtas, de badkamertas, de kindertassen: wie pakt ze in? Juist. Ik. De man roept ieder jaar luchtig: ‘Inpakken? Dat is vijf minuten werk.’ En dat klopt ook vanuit zijn perspectief (bestaande uit zijn eigen weekeindtas).

Na de inpakstress volgt de uitputtende rit naar het zonnige zuiden, waarin afwisselend junior-songfestival-cd’s en Simpsons-dvd’s de gehoorgangen teisteren. En dan begint het avontuur pas echt.  Geen werk, geen school, geen clubjes, geen weekeindregeling: de sleur is ver te zoeken. Elke dag het complete gezin om je heen. Dat heeft z’n charmes: lang natafelen en praten over vriendschap, ruzie en het wereldleed. Samen wandelen en zwemmen. Samen geschiedenis schrijven. Met het nieuwe gezin in de fotoalbums, belevenissen opdoen die jaren later in familieanekdotes worden doorverteld. Een strakblauwe lucht, tropische temperaturen, op blote voeten door het gras … Leven zonder sleur heeft mooie kanten. Maar ook minder mooie. Elkaar elke dag tegenkomen is confronterend. Je stiefkinderen kun je thuis nog een beetje ontlopen – op vakantie niet. Tijd met z’n tweeën doorbrengen: het zit er steeds minder in. Net als je met een wijntje in de zon gaat zitten duikt er weer een kind op dat exclusieve ouderlijke aandacht wil in de vorm van een badminton-, frisbee- of Rummikubsessie. En dus heb ik jaarlijks een instortmoment tijdens de vakantie. Ergernissen stapelen zich op: over de zwijnenstal in de caravan, kinderpesterijtjes, gebrek aan privacy. Ik kibbel met de man, omdat hij efficiënt boodschappen wil doen en als een dolle door de supermarkt holt, terwijl ik op mijn gemakje de kreeften, kaasjes en tijdschriften wil bekijken. En dan denk ik: waarom doen we dit toch, met z’n allen op vakantie?

Na de vakantie spreek ik een vriendin. Heeft een doodnormaal kerngezin – al twintig jaar met één en dezelfde vent. Ik hoor precies dezelfde verhalen. Met exact dezelfde vakantiestress. Ook zij is weer helemaal in haar element. Heerlijk in de dagelijkse sleur. En ik realiseer me ineens dat een stiefmoeder eigenlijk net een normale moeder is.

Deze columns verschenen tussen 2008 en 2013 op de site van Stichting Stiefmoeders

stiefmoedercolumns (1)

Van 2008 tot 2013 schreef ik columns voor Stichting Stiefmoeders. De stichting is sinds vorig jaar gefuseerd met stichting Nieuw Gezin. De columns zijn dus offline. Jammer. Sinds mijn relatiebreuk in oktober 2014 is het stiefgezin voor mij verleden tijd. Maar ik heb er mooie herinneringen aan. Mijn meest dierbare stiefmoedercolumns geef ik nu een plek op mijn blog, in het mapje ‘stiefgezin’. Steeds met vijf of zes columns tegelijk. Stiefmoeders en -vaders: veel leesplezier! 

 

Twee eenoudergezinnen onder één dak

Het is net een echt gezin – maar in werkelijkheid bestaat de patchworkfamily uit twee eenoudergezinnen onder één dak. Dat dak ligt echter bovenop een eengezinswoning. Projectontwikkelaars bouwen namelijk geen huizen voor samengestelde gezinnen. Zij bouwen vooral voor het ideale kerngezin: één vader, één moeder en twee kinderen. Best gek in een tijd dat 500.000 kinderen opgroeien in een stiefgezin en Nederland 250.000 samengestelde gezinnen telt. Ik vertrouw erop dat deze cijfers over 25 jaar tot de bouwwereld zijn doorgedrongen. Intussen modderen wij met ons mikadogezin voort in onze krap bemeten zeskamerflat.

Oké, ieder kind heeft een eigen kamer. Maar daarmee is alles gezegd: met kind, bed en kast is de ruimte geheel gevuld. Over de keuken kan ik kort zijn. Ik heb wel eens mooie fantasieën – over een kookeiland met vijfpits gasfornuis, een stoer hakblok, een gezellige bar en een aanrecht waarop je zomaar zes borden naast elkaar kunt plaatsen. Helaas blijft het bij dromen – de realiteit is dat de keukendeur een groot deel van de dag wordt geblokkeerd door de openstaande vaatwasmachine, en dat de twee meter verderop gelegen balkondeur niet open kan als iemand iets uit de koelkast pakt. In de ruimte tussen beide witgoedapparaten is het nét mogelijk een eenpansmaaltijd te bereiden. En daar laat ik het dan ook meestal bij. Met z’n zessen tandenpoetsen aan het begin van de werkdag? Een onmogelijke opgave in de douchecel van vier vierkante meter, waarover dochter eens verzuchtte: ‘De wc bij Sanne is groter dan onze badkamer.’

Een eigen plek voor stiefmoeder, waar zij zich even terug kan trekken om zich te bezinnen op haar dankbare rol en verantwoordelijke taak? Die is er niet. In de huiskamer – waar de tv op luide toon TMF-clips en de laptop met dito volume Youtubefilmpjes uitbraakt, terwijl het enige kind bij wie de kunst- en cultuuroverdracht wel is gelukt intussen haar pianolessen oefent – is ontspanning slechts geblinddoekt en met wasbolletjes in de oren mogelijk. Voor mij echter betekent ontspannen een goed boek lezen, met lome jazz uit de stereoset. Niet te doen bij de geluidseruptie in de woonkamer. En daarom trek ik me noodgedwongen met mijn boek terug in de koude slaapkamer, terwijl de man, gezeten in het halletje, zijn heil zoekt achter de pc – ingeklemd tussen kapstok en schoenenrek.

Verhuizen dan maar? Tja. Elk kwartaal hebben mijn lief en ik wel weer een Funda-oprisping. We weten het allang, maar klaarblijkelijk moet het keer op keer bevestigd worden: een huis voor een groot gezin in de wijk waar we nu wonen is onbetaalbaar. Vinexwijken zijn niet aan ons besteed; de stad willen we niet uit. En dus schikken we ons in ons lot. Nog maar zes jaar. Dan gaat het eerste kind op kamers.

Niet allemaal van mij

Ze zijn niet alle vier van mij, hoor!’ Voortdurend voel ik de neiging me te verontschuldigen, die eerste maanden van ons samengestelde gezin. Lopen we met de voltallige kinderschaar door een pretpark? Dan is het in mijn beleving of ieder hoofd zich naar ons omdraait. ‘Wow, die heeft veel kinderen gebaard!’, denken al die mensen. ‘En zo snel achter elkaar!’ Komt een moeder van een spelend vriendinnetje haar kind halen, dan ratel ik binnen een halve minuut het noodlottige verhaal af van mijn scheiding, de nieuwe man, de stiefdochters die niet bij hun moeder wonen, dáárom heb ik zo’n groot gezin – echt, het was geen bewuste keus … Nu, een paar jaar verder, leg ik niets meer uit. Ik heb geen zin om steeds te benadrukken hoe anders en bijzonder wij zijn. Het leven van een mixed familyis al complex genoeg.

Maar helpt het, dat ik niets meer uitleg? Het maakt me stoer. Het past helemaal bij mijn niets-aan-de-hand-houding. Toch wil ik diep in mijn hart dat mijn omgeving zonder tekst en uitleg zíet wat voor opgaaf het is. En dan vooral de mensen die echt om me geven. Zodat ik mijn verhaal kwijt kan. Even geen mooi weer spelen over ons gezellige, harmonieuze lifestylemagazine-gezin. Natuurlijk is het leuk om te horen dat we het zo ‘gewéldig’ doen. Dat we ‘net een echt gezin’ zijn. En dat de kinderen het zóóó met mij getroffen hebben. Maar iedereen roept het zo enthousiast, dat ik tussen de regels door hoor: ‘En waag het niet om te roepen dat het moeilijk is!’ Nee, de omgeving zit niet op lastige verhalen te wachten. Vriendinnen – en dan het liefst vriendinnen die ook zo attent waren te scheiden en een nieuw gezin te starten – voelen het meest met me mee. Die weten precies wat ik bedoel. Zij begrijpen hoe zwaar het is dat je veel minder tijd hebt voor je eigen schatjes, omdat je je aandacht nu over vier opgroeiende mensjes moet verdelen. En hoe het voelt als je op Moederdag niet je eigen kinderen (want volgens de weekeindregeling bij hun vader), maar de stiefkinderen aan je ontbijttafel hebt zitten. Mijn ‘stiefvriendinnen’, partners in crime, zijn goud waard.

Misschien was die verontschuldiging uit de begintijd zo gek nog niet. ‘Ze zijn niet alle vier van mij’: het  verklaart een heleboel!

Twee flatjes

‘We verkopen gewoon het huis. En dan gaan we allebei weer op een flatje wonen.’ Eens per jaar, meestal tegen de Kerst (moegebeukt door het schrijven van honderden kerstkaarten, de surprises die voor school en het familiesinterklaasfeest geknutseld dienen te worden, het in een grote soeppan leegscheppen van vier jampotten omdat die de volgende dag dringend nodig zijn voor het ververvaardigen van sfeervolle kerstverlichting voor het schooldiner, de tot gekmakens toe irriterende viool- en triangelklanken tijdens gehaaste supermarkt- en warenhuisbezoeken), zijn we elkaar en ons doe-het-zelfgezin zó zat, dat we met de ruggen naar elkaar toe onze respectievelijke laptops openklappen en een simultaan bezoekje brengen aan De Grootste Huizensite Van Nederland. Terug naar de eenvoud. Terug naar de vierkamerflat. Grimmig bekijk ik foto’s van appartementjes met schoongepoetste laminaatvloeren, hippe inbouwkeukens en badkamers die níet overwoekerd worden door vuile kinderkleren en her en der verspreide natte handdoeken. O, wat een zegen, zo’n leeg en overzichtelijk huis! Wat een verschil met onze woning, waarin iedere ruimte is volgestouwd met speelgoed, boeken, belangrijke papieren, katten, kinderen en andere parafernalia die twee mensen die elkaar liefhebben menen te moeten verzamelen. Met dromerige ogen staar ik naar een strak leren bankje met bijpassende kussentjes. Salontafel ernaast, designvaas erop. Wat zou ik daar heerlijk in mijn eentje kunnen zitten! Krant erbij, koffie onder handbereik, slechts twee kinderen om me heen – die daar, in die andere wereld, om negen uur ’s avonds natuurlijk allang te bedde zouden liggen. Wat een zegen lijkt me dat. Ik teken ervoor.

‘Een wijntje, schat? Kaasje erbij?’ Mijn lief heeft zijn laptop al afgesloten en zet twee glazen neer. Hij bezit het talent om snel te vergeten. Echtelijke kiftpartijen, dochterdiscussies, rechtszaken: het is even vervelend, maar daarna leeft hij opgewekt weer verder. En dat tegenwicht, die stabiele factor, da’s nou precies wat ik nodig heb. Voeg daarbij de bonte stoet aan ex-, schoon- en doorsnee familieleden die van harte welkom zijn in onze woning, de klasgenootjes uit alle lagen van de samenleving die vrolijkheid en reuring brengen in ons huisgezin, en ik heb ineens totaal geen behoefte meer aan die doodstille gepolijste showroomwoning. Samen zijn, dat is wat ik wil. Die rust en keurigheid komt gauw genoeg. Als de kinders het huis uit zijn.

Oma

Onvoorstelbare aantallen kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen noemt oma aan iedereen die het maar horen wil. De vensterbank en buffetkast in haar kleine woning staan volgepakt met foto’s, de verjaardagskalender is regel voor regel beschreven. Iedere neef, stiefkleinzoon en aangetrouwde achternicht staat op de kalender vermeld en krijgt een zelfgemaakte ansichtkaart van oma. Oma, die mijn oma niet is. En ook niet de oma van mijn lief – ze is zijn moeders stiefmoeder. Maar iedereen noemt haar ‘oma’. En al haar familie is haar even lief. Zodra ik in haar leven verscheen, hoorde ik erbij. Direct werd ik tot kleinkind, mijn kinderen tot achterkleinkinderen benoemd. Nog geen week later waren we toegevoegd aan de portrettengalerij. Onze namen werden niet kinderachtig met potlood, maar ferm met onuitwisbare inkt op de toch al zo dichtbevolkte wc-kalender bijgeschreven. Hop! Iedereen hoort erbij! Bewonderenswaardig hoe oma de leeftijden van alle (stief)achterkleinkinderen kent. Met nauwgezette precisie houdt ze hun schoolprestaties en lichamelijk welzijn bij. Twee keer per maand belt ze ons op, de dag na Sinterklaas ligt haar kerstkaart op de mat. En is een kind van de fiets gevallen, dan is zij de eerste die bezorgd de telefoon pakt.

Oma is een ervaren stiefmoeder. Vanzelfsprekend pakte ze het vijftig jaar geleden heel anders aan dan hoe ik het nu doe. Zo rustte zij niet voordat het stiefkroost ‘ma’ tegen haar zei. Geen stiefmoeder in deze tijd zou zich daaraan wagen – je hebt maar één moeder, nietwaar? De huidige stiefmoeder is veelal een gescheiden vrouw, vaak zelf ook moeder. En is ze dat niet, dan heeft ze in elk geval te maken met niet-flexibele agenda’s, bezoekregelingen, exen die zelf ook weer gezinnen stichten en andere ingewikkeldheden. Nee, dan in oma’s tijd: toen was het stiefmoederschap nog overzichtelijk. Je trouwde met een weduwnaar en kreeg er zonder pardon een schare stiefkinderen bij. En dat accepteerde je gewoon. Punt uit. Vast en zeker hadden deze stiefmoeders hun onzekerheden en hun narigheid –  diep weggestopt. Ideaal was anders, denk ik.  Maar oma deed het toch maar mooi.

Daadkracht. Dat kenmerkt oma. Ze is niet opdringerig, haar open houding getuigt van een gastvrijheid waar menig stiefmoeder, ik in de eerste plaats, wat van kan leren. Geen ‘eigen volk eerst’. Geen verontwaardigd gekakel met vriendinnen over de moeilijke positie van de bonusmoeder. Geen therapeuten, geen praatgroepen, geen gejeremieer op internetfota. Niks van dat al – doorpakken en niet klagen. Oma neemt iedereen zoals hij of zij is. Zonder er kille, afstandelijke voorvoegsels aan vast te plakken. Ik ben nog niet zover als zij. Nog láng niet.

Stiefmoeder-zonder-kinderen

Stiefmoeders die zelf geen kinderen hebben hoor ik regelmatig fulmineren over hun bonuskinderen – per definitie labiele, ontaarde, slecht opgevoede mormels, zónder manieren en mét overgewicht. Ik denk dan wel eens stiekem bij mezelf: ‘Wat klaag je over dat éne weekeindje per twee weken? Twaalf dagen lang zit je elke avond, in een opgeruimd huis, aan een niet-plakkerige tafel, bij kaarslicht exquise hapjes te verorberen, waarna je je met een glas wijn in de hand samen met je nieuwe vent op de bank vlijt, niet gestoord door bruusk binnenrennende kinderen die in bed geplast/ hun huiswerk vergeten/ gebraakt/ akelig gedroomd hebben. En dan zuchten en steunen over die paar daagjes in de maand? Kom op, mens!’ Dat denk ik dan. Heel heimelijk.

Voordat de stiefmoeders in kwestie woedend afhaken: ik ben van gedachten veranderd. We worden allemaal ouder en wijzer, nietwaar. Ik zal het nog wat zwaarder aanzetten: ik voel zelfs diep respect voor deze moedige zusters. En eigenlijk komt dat door de stiefmoeder van mijn kinderen. Geen echte stiefmoeder trouwens – het is namelijk een man. De man van mijn exgenoot. Ook kinderloos, net als die stiefmoeders-zonder. Door zijn ervaringen vallen de schellen me van de ogen. De verhalen na zijn eerste vakantie met de kinderen bijvoorbeeld: ‘Ik vond het zó wennen. ’s Avonds konden we geen ommetje maken omdat zij lagen te slapen. Niet even spontaan het dorp in. Ze waren er áltijd. Voortdurend die kinderen om me heen.’ Wat kon ik me goed voorstellen dat hij geen zin had om mee te gaan naar pretpark HappyLand. En dat terwijl het om mijn eigen nazaten ging. De meest voorbeeldige kinderen op aarde.

Zijn inzet voor de kinderen is tomeloos. Hij vindt ze namelijk leuk. Hij koopt kleren voor ze. Zet krullen in mijn dochters haar. Staat met snoepkettingen langs de straat tijdens avondvierdaagsen. Gaat mee naar muziek- of toneelvoorstellingen. Loopt over het schoolplein tijdens de fancy-fair. Haalt friet met frikadellen op kinderfeestjes. Bemoeit zich onvermoeibaar met het douche- en tandenpoetsbeleid. Kortom, hij neemt de kinderen op in zijn leven. Net als al die andere stiefouders zonder eigen kroost. Het valt niet mee om vanuit het niets ineens zo frequent die totaal vreemde wezentjes om je heen te hebben. Veel moeilijker lijkt me dat dan wanneer je zelf al een paar kinderen op de wereld hebt gezet. Je krijgt immers niet die roze bril erbij waardoor iedere biologische ouder zijn nageslacht bekijkt. Die bril die verbergt dat het kind een brutale, ontaarde en ongemanierde snotaap is. Zie daar maar eens mee om te gaan. Petje af.

 

Deze columns verschenen tussen 2008 en 2013 op de site van Stichting Stiefmoeders