Maandelijks archief: maart 2017

wij

‘Ik ga proberen te zeggen wie wij zijn. En dan bedoel ik niet ik, de schrijver en jij, de lezer. Maar het grote wij, dat reikt tot ver voorbij de muren van het huis, de trein, of het vliegtuig waarin je dit boek leest.’ Zo begint Wij van ‘stand-upfilosofe’ Laura van Dolron. Het boekje is de tekst van de gelijknamige theatervoorstelling waarmee de schrijfster door het land trok.

WIJ. Het is een lastig persoonlijk voornaamwoord. IK en JIJ zijn tenminste duidelijk. ZIJ en HIJ ook. Je weet meteen om wie het gaat. Met WIJ, JULLIE en ZIJ is dat lastiger – wie horen daar precies bij? WIJ heeft bovendien iets zelfingenomens. Iets arrogants. Of, zoals Laura van Dolron schrijft: ‘Wij. Er brandt een warm lichtje, er zoemen bijen omheen, maar er staat ook een hek dat dichtklapt. Afhankelijk van aan welke kant je staat, klinkt dat geluid afschuwelijk of geruststellend.’

Wij heeft inderdaad twee kanten. Een comfortabele en een beklemmende kant. Mensen zijn gezelschapsdieren: in een groep is het aangenaam en vertrouwd. Dat geldt ook voor liefdesrelaties. Jezelf de helft van een stel te weten geeft een warm en speciaal gevoel. Vertellen dat ‘we’ zaterdag naar de film zijn geweest klinkt prettiger dan ‘ik ging naar de bioscoop’. De laatste zin kan eenzaamheid impliceren: ‘Joh, ging je helemaal alleen?’ Een groep is veilig,  een groep is gezellig. ‘Alleen is maar alleen,’ wordt er vaak gezegd. Veel stelletjes hebben de neiging voortdurend in de wij-vorm praten, ook op momenten dat de ander zich niet aan hun zij bevindt. Alsof ze samen één entiteit zijn. Het lijkt erop dat het belangrijk is om te laten weten dat je iets niet in je eentje hebt meegemaakt. Als je een meervoud bent, neemt de waarde van een belevenis blijkbaar toe.

Jezelf onderdeel maken van een ‘wij’ heeft echter ook iets gemakzuchtigs. Je hoeft niet meer te opereren als individu. Je bent onderdeel van een geheel. Je hoeft niet meer zelf te denken; je kunt je verschuilen achter de mening van de groep. Terwijl die individuen met die unieke meningen elkaar juist zo goed kunnen aanvullen.  De groep wordt dan een team, geen eenheidsworst. ‘Wij’ kan ook een uitsluitmechanisme vormen: jij hoort er niet bij. Niet bij mij en mijn nieuwe partner. Niet bij mij en de mensen met wie ik in het verleden van alles beleefde. Niet bij onze politieke partij, onze wijk, onze voetbalclub. Niet bij ons land, niet bij ‘ons soort mensen’.

Maar wie ben je dan eigenlijk? Wie is die WIJ? Op die vraag antwoordt Laura aan het einde van het boek: ‘Wij zijn als de geliefde die het uitmaakt met de mededeling “Ik ga bij je weg om mezelf te vinden”. Dat werkt nooit. (…) Je krijgt alleen maar een nog grotere identiteitscrisis dan die je al had, omdat je die ene persoon wegstuurt in wie je jezelf zou kunnen vinden.’ Ze schrijft verder: ‘Wij verzetten ons tegen mensen die ons kunnen helpen met het vinden van onze verlangens, onze vragen, onze pijn. Die vinden we (…) door onszelf even te vergeten, in een stap dichterbij een ander mens en daardoor misschien een stap dichter bij onszelf.’ Met andere woorden: zoek de anderen op. Zij zijn het antwoord.

Ik werd soms helemaal kriegel van al het wij-gebruik in het boek. Neeee, voelde ik in al mijn vezels, ik ben ik, ik ben geen wij! Maar, zoals Laura schrijft, belangrijker dan de discussie ‘wij – zij’ of ‘wij – ik’ is het om de verbinding te zoeken. En daarbij hoeven ‘jij & ik’ wat mij betreft niet per se een ‘wij’ te worden.

 

 

 

 

niet negatief

Sinds 1 maart is schrijver Marnix Pauwels een maand lang niet negatief. Hij schrijft er  dagelijks blogs over en twittert over zijn ervaringen via  @nietnegatief. ‘Zowel on- als offline zal ik niemand afzeiken, bekritiseren of proberen te beschadigen. Ik zal niet klagen en niemand de maat nemen,’ heeft hij zich voorgenomen. Ik volg zijn blogs met interesse. En ik kan me er zó in vinden. Een ander nieuw twitteraccount is @tevredenlander, dat mensen ‘uitnodigt na te denken en te delen over waarover je tevreden bent in Nederland.’

Waarom spreken deze initiatieven me zo aan? In de eerste plaats vanwege het verfrissende tegengeluid. En in de tweede plaats omdat me een spiegel wordt voorgehouden. Want al ben ik een tamelijk blij ei, ik laat me in persoonlijke (WhatsApp-)discussies zo nu en dan verleiden tot bijna literair te noemen vilein proza – en ik schep er nog genoegen in ook. De blog ‘boze appjes’ van Marnix leek dan ook speciaal voor mij geschreven.

Op twitter, Facebookpagina’s en online nieuwssites geven mensen elkaar er vaak van langs. Onschuldige discussies kunnen er genadeloos uit de hand lopen omdat mensen hun gelijk willen halen. Heeft een politicus iets gezegd wat jou niet aanstaat? Daar worden de emmers vol drek op zijn of haar Facebookpagina omgekeerd. Zegt iemand iets onaardigs over jouw favoriete zanger / tv-held / schrijver / huisdier? Gevierendeeld moet hij worden, en wel direct. Zit je te wachten op een pakje dat niet op tijd bezorgd wordt? Hop, meteen gaat er een woedende tweet de wereld in. Internet is de perfecte uitlaatklep voor gefrustreerde lieden die het een uitdaging vinden anderen zo hard mogelijk te treffen. Heerlijk anoniem, zonder je af te vragen hoe kwetsend je uitingen kunnen zijn.

Minder schokkend, maar erg vermoeiend, is het eindeloze gejeremieer over de kleinste dingen. Maandagochtend, een regenbui, de verkiezingen, de uitslag van de verkiezingen, de formatie – iedereen doet er zijn of haar zegje over. En waarom eigenlijk? Wat maakt mopperen zo aantrekkelijk? Daar zijn drie redenen voor, vertelt geluksprofessor Patrick van Hees in een artikel op de site van de NOS. De negativity bias, vrijheid van meningsuiting en de invloed van politici en media. De aanleiding voor het artikel is de CBS-conclusie dat bijna 90% van de Nederlanders zich gelukkig voelt. En toch klagen we steen en been. Patrick van Hees stelt dat we zijn getraind om negatieve dingen eerder te zien dan positieve dingen, de negativity bias. Dit is een overlevingstechniek uit de oertijd. Ook zegt Van Hees dat er een overdreven focus is op het negatieve: als je in de media hoort dat iets fout gaat, worden deze klachten snel overgenomen.

Zelf denk ik dat klagen ook een gevoel van politieke correctheid of zelfs superioriteit kan geven: ‘Kijk mij eens kritisch nadenken’. ‘Ik ben het niet snel met iemand eens.’ Kritisch zijn is natuurlijk goed, je hoeft niet alles te pikken. En als een pakje niet bezorgd wordt is klagen alleen maar effectief; je hebt immers recht op dat product. Maar klagen om het klagen veroorzaakt een negatieve sfeer. En dat is wat initiatieven als  #nietnegatief en #tevredenlander proberen te doorbreken. Maar hoe dan? Door lief en aardig te zijn en alles over je heen te laten komen? Nee. Marnix geeft een paar tips in een van zijn eerste blogs: je hoeft niet altijd te reageren. Gun die ander het laatste woord. En niks is persoonlijk: als iemand je afzeikt, gaat het altijd over die ander.

Ik word er blij van. En het daagt me uit. Door me in te spannen niet negatief te zijn, doorbreek ik mijn vaste patronen. In een wereld waarin we soms overstelpt worden door narigheid klamp ik me vast aan dit soort lichtpuntjes.