groene wielen

Het deed pijn om mijn auto weg te doen, drie jaar geleden. Een glanzende Rover 45 was het, in sjiek British Racing Green. Jarenlang toerde ik dagelijks het land met haar door. Totdat ik in de buurt ging werken. Mijn Rover stond maar in haar parkeervak, praktisch ongebruikt. Zonde. Het klonk natuurlijk wel goed om over ‘mijn auto’ te praten, maar mensen met linkse hobby’s, zoals ik, zijn daar toch wat minder gevoelig voor. En dus verkocht ik haar.

Ik besloot op de Groene Wielen over te stappen. En daar heb ik tot op de dag van vandaag geen spijt van. Er zijn enkele minpuntjes; ik beloof je daar in de laatste alinea gedetailleerd op terug te komen, maar het Groene Wielen-abonnement heeft toch voornamelijk voordelen. Reserveren? Geen probleem. Op iedere hoek van de straat staat zo’n kek rood wagentje. Je houdt je pasje bij het raam, de deur springt open en rijden maar. En je betaalt alleen voor de kilometers en de uren dat je de auto hebt geleend. Ideaal.

Het delen van een auto heeft z’n charmes. Zo vind ik af en toe een uitgeprinte routebeschrijving (ja, ze bestaan nog!) in het handschoenenkastje, bijvoorbeeld naar de Keukenhof. Deze bestemming zou in mijn hoofd niet opkomen, maar dankzij mijn medehuurders word ik toch even geattendeerd op dergelijke oorden van onschatbare toeristische waarde. Ook vind ik het altijd een genoegen ogroene wielen tussen ferrari'sm, op de plaats van bestemming aangekomen, de auto te parkeren náást een andere Greenwheelsrijder. Het zorgt voor een verrassingseffect en een gevoel van kameraadschap met dat andere lid van de club. Daarnaast mag ik graag de spot drijven met de no-nonsense-uitstraling van het deelautootje. Zo vond ik het een feest om mijn Groene Wielen tussen twee auto’s van minstens een ton te parkeren tijdens een bedrijfsbezoek aan een Dure Autoshowroom.

Maar nadelen zijn er ook. Zo merk ik tot mijn spijt dat het contact met medeweggebruikers drastisch is veranderd sinds ik geen coole groene Rover meer bestuur. Nooit meer kijkt een heerschap belangstellend door de autoruit naar binnen tijdens het filerijden. Andere automobilisten rijden altijd kilometers vóór of achter je – angstvallig houden ze afstand. De rode autootjes hebben duidelijk nog een imagoprobleem. Ook moet je ermee leren leven dat je de deelbolide niet als gemakkelijke bergplaats voor zonnebrillen, woordenboeken en paraplu’s kunt gebruiken. Het kán wel, maar valt de deur in het slot, dan ben je je bezittingen kwijt. En dan is er nog het Assepoester-effect: nét als het feest waar je je bevindt een beetje op gang komt, bedenk je je dat je moet gaan, omdat de auto op de afgesproken tijd terug moet zijn. Verlengen kan, maar het vraagt toch elke keer om een inschatting: blijf ik nog een half uur? Een uur? Of twee uur? Met dit alles valt echter te leven als ik niet ALTIJD de klos zou zijn met tanken. Het is alsof alle abonneehouders uit de buurt hebben afgesproken de tank compleet leeg te rijden totdat ik de auto heb gereserveerd. Duurzaam rijden: het is mooi, maar het kent zo z’n beperkingen.

Dit is een bewerkte versie van een column die ik vorig jaar schreef voor Mens en Wijk, het magazine voor Utrecht Noordoost. 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *