stiefmoedercolumns (4)

Van 2008 tot 2013 schreef ik columns voor Stichting Stiefmoeders. De stichting is sinds vorig jaar gefuseerd met stichting Nieuw Gezin. De columns zijn dus offline. Jammer. Sinds mijn relatiebreuk in oktober 2014 is het stiefgezin voor mij verleden tijd. Maar ik heb er mooie herinneringen aan. Mijn meest dierbare stiefmoedercolumns geef ik nu een plek op mijn blog, in het mapje ‘stiefgezin’. Steeds met zes of zeven columns tegelijk. 

 

Patchworkfamilywoning 

De Boulevard of Broken Dreams: dat is de geuzennaam van de straat waar wij de afgelopen jaren woonden. En inderdaad – in onze straat komen de statistieken tot leven. Slachtoffers van zowel het verbroken Vinex-samenlevingscontract als het op de klippen gelopen jaren-’30-hoekwoninghuwelijk komen in één van de flatgebouwen aan onze Boulevard weer geheel op adem. De eenzame alcoholist bijvoorbeeld. De blonde atleet op de twaalfde verdieping, die zijn co-ouderschap zo geregeld heeft dat hij ieder weekeind zonder kinderen doorbrengt en op die manier steeds weer andere plaatselijke schoonheden in zijn appartement kan inviteren. En de Pretvader, die twintig weekeinden per jaar van Artis via Slagharen naar Blijdorp hopt en zijn kinderen des zondagavonds compleet dolgedraaid weer bij moeder aflevert. De meeste nieuwe bewoners echter zijn pasgescheiden mama’s met schoolgaande kinderen, die bijna fulltime de zorg voor het kroost op zich nemen. Een paar jaar wonen ze naar volle tevredenheid alleen, drinken borrels met elkaar en organiseren barbecues op het gras achter het huis – tot ongenoegen van de oorspronkelijke flatbewoners; verongelijkte bejaarden die het wél moeiteloos voor elkaar krijgen hun gouden bruiloft te vieren (en dan niet op het gazon achter de flats natuurlijk). Nee, voor hen geen Broken Dreams.

Maar dan begint het bij de alleenstaande moeder te knagen. Een volgende fase in haar leven breekt aan. De fase waarin een nieuwe partner figureert met meestal óók een kind of twee in zijn kielzog. Op dat moment voldoet de Boulevard niet meer. Een nieuwe droom dient zich aan. Over een huis-met-tuin in een nieuwbouwwijk bijvoorbeeld. Of over een jaren-’30-hoekwoning.

Zo ging het ook bij ons. Na jarenlange ergernissen over de badkamer waarin we ’s ochtends met z’n zessen opeengepakt onze tanden stonden te poetsen en de keuken zó volbehangen met kastjes dat de anderhalve meter van gasstel naar koelkast slechts ruggelings afgelegd kon worden, waren we het zat. Meer ruimte graag, meer lucht! Temeer omdat het in een stiefgezin nog wel eens wil helpen elkaar nét even wat minder vaak tegen te komen. Na langdurig speuren vonden we de ideale patchworkfamilywoning. Geen Vinex, geen jaren ’30 – maar toch. We gaan verhuizen. Het droombestaan begint.

Verhuizen

 ‘Mama, waarom verhuizen wij zo vaak?’, vraagt zoon, terwijl hij een stapel X-boxspellen in een doos laat glijden. ‘Opa en oma verhuizen nooit.’ Het kind heeft gelijk. Maar ja, de opa’s en oma’s zijn geen van allen gescheiden, dus wonen ze al tientallen jaren op hetzelfde adres. Relatiecrashes daarentegen leiden onherroepelijk tot verhuisbewegingen. Terwijl het doorsnee gezin ‘wooncarrière’ maakt, zijn mijn kinders van doorzonwoning via vierkamerflat naar maisonnette getrokken – en dan heb ik het alleen nog maar over de verhuizingen bij mij. Met hun vader bewoonden ze tijdelijk antikraak een gemeentewoning naast de begraafplaats. Je maakt nog eens wat mee als KVGO’tje.

Verhuizen is nooit mijn hobby geweest, maar de move naar onze patchworkfamilywoning was toch wel een huzarenstukje. Hoewel de verhuizing na mijn scheiding (met als dieptepunt van de boedelverdeling de verbeten strijd om een BK-hapjespan) er ook aardig inhakte, is het dit keer de ontstellende hoeveelheid uit te zoeken speelgoed, kleren, boeken, vazen en andere materiële narigheid die me de das omdoet. Nu pluk ik de wrange vruchten van mijn achteloze bewaarbeleid: stapels tijdschriften hoog opgetast achter de bank, vele nog in het cellofaantje; manden vol kindercadeautjes met de oranje ‘NU! Twee voor de prijs van één!’-sticker er nog op, helaas al jaren niet meer geschikt voor de doelgroep; stapels te kleine kleertjes voor kinderen van vriendinnen, die tegen de tijd dat het gelukt was een etentje af te spreken ook voor hún kinderen twee maten te klein bleken te zijn. Avond aan avond ben ik, na werktijd, met vier kinderen aan het sorteren: het paarse prinsessenkasteeltje, moet dat nog mee naar het nieuwe huis? De Bert-en-Erniebadjas, de Happy Meal-frutsels, de kleuterknutselwerkjes, de vergeelde uitnodigingen van verjaarspartijtjes uit 2007? En liggen de kinderen eindelijk te bedde dan zijn onze eigen kasten aan de beurt. Karrenvrachten vol overbodigheid brengen wij naar vuilstort en kringloopwinkel. We leveren een ware opruimslag – zónder hulp van een professional organizer.

En wie verzorgt de emotionele verwerking van het evenement? Juist. Dat doet (stief)moeder. De man boort, zaagt, verft en timmert, met concrete resultaten die leiden tot veel ooooh’s en aaaah’s. Wat een handige schoenenrekjes! Gladgesausde muren! En welk een ideale plankjes in het berghok aan de muur! Terecht: het resultaat mag er zijn. Maar dat hij gedurende twee maanden slechts sprak over vierkante meters, RAL-kleuren en schroefboorgaten, dat weet de buitenwereld niet. Dat de stiefdochters gedurende al die weken hun moeilijke momentjes met bonusmama moesten delen (pa was immers fysiek én mentaal afwezig) was niet altijd leuk – toch schept het wel een band. Het samen uitzoeken van hun spullen, het inrichten van hun kamer, het wennen aan de nieuwe woning: dat onzichtbare proces staat toch maar mooi in hun geheugentjes gegrift. In een fotoalbum dat niet kwijt kan raken. Zelfs niet bij een verhuizing.

Kind van Gescheiden Ouders 

Het lijkt een sprookje: twee keer je verjaardag vieren, twee keer Sinterklaas, twee keer op vakantie -welk een walhalla! Als ouders van een KVGO’tje kun je met luchtig gebabbel de kwalijke gevolgen van je besluit weg proberen te wuiven; de scheiding heeft op kinderen echter blijvende invloed. Nog jarenlang krijg je regelmatig de vraag ‘waarom gingen jullie ook weer scheiden?’ voorgelegd. En denk je dat de kwestie negen jaar na dato wel is afgehandeld, dan klinkt er ineens uit een kindermond: ‘Mama, als papa nou gaat scheiden is hij weer alleen –  dan ga je zeker naar hem terug?’

Nee, het leven van een Kind van Gescheiden Ouders valt niet mee. Maandag bij papa, dinsdag tot en met donderdag bij mama, in de vakantie eerst twee weken bij mama en stiefpapa, dan een week bij papa … Gelukkig zijn er deskundigen genoeg om totale verwarring te helpen voorkomen. Het gebroken gezin is een gat in de markt. Er zijn planborden te koop die met mannen- en vrouwenplaatjes (en, voor gevorderde exen, de mogelijkheid tot het plaatsen van een echte foto van de voormalige levensgezel) aangeven wat de papa- en mamadagen zijn. Ook bestaan er agenda’s waarin de inktzwarte realiteit van de opdeling teniet wordt gedaan door vrolijk gekleurde blokkenschema’s en opgewekte pictogrammen. En dan zijn er natuurlijk de talloze prentenboeken en jeugdromans met titels als ‘Ik Woon In Twee Huizen’, ‘Heen En Weer’ en ‘Dag Papa,Tot Volgende Week’.

Tot overmaat van ramp krijgt het KVGO’tje ook nog met bemoeizuchtige stiefmoeders te maken – listige dames die het altijd beter weten dan echte moeders. Persoonlijke bedenkingen tegen biomam krijgt het kind via stiefmoeder op semi-subtiele wijze terug. ‘O, heeft mama gezegd dat roze koeken niet goed voor je zijn? Onzin. Hier, neem er nog maar één!’ Lafhartig wreekt stiefmoeder de vanzelfsprekende loyaliteit van de bonuskinderen aan hun eigen ouders door ze schromelijk te verwennen. Op andere momenten echter weet ze hen weer slinks te negeren. Bijvoorbeeld als biomam iets naars uitspookt om haar ex-geliefde te dwarsbomen. Vader merkt dit alles niet op: hij is allang blij dat er weer een vrouw in huis is die zich om de was, de maaltijd en de kinderen bekommert.

Laten we het onder ogen zien: vader en moeder onder handbereik, dát is de wens van ieder kind. Zo zag ik op tv een meisje dat een hartverscheurende tekening maakte van haar droomwoning. De kinderkamer situeerde zij in het centrum van het huis, met een deur naar het territorium van vader en een deur naar moeders grondgebied. Een bonusmoeder, hoe aardig, hip en gezellig ook, past niet in dit sprookjesachtige beeld. Voor kinderen horen stiefmoeders thuis in heel andere sprookjes.

Hebben

Een baby is een felbegeerd knuffelobject. Als de rechtmatige ouders niet uitkijken wordt het snoezige hoopje mens 24 uur per dag bedolven onder de liefkozingen van grootouders, buurvrouwen en winkelpersoneel. Ook dreumesen en peuters mogen zich in de warme aandacht van jong en oud verheugen. Na het derde jaar echter neemt de attractiewaarde van kinderen met de maand af – tot op het niveau dat volwassen omstanders ze uitsluitend nog als geluidsoverlast veroorzakende vandalen ervaren. De ouders hebben het al veel eerder opgegeven, geplaagd door roofbouwplegende slapeloze nachten, permanente verkoudheden en broertjes en zusjes die elkaar stelselmatig de hersens inslaan. Het ooit zo strakke bankstel is gevlekt en pluizig, de vloeren kaal, de eens zo vrolijk beschilderde wanden dof. Net zo dof als de blik van de intens vermoeide ouders. Hun ogen lichten alleen nog op bij een aanbod dat tot een verlossende logeerpartij kan leiden. Bliksemsnel wordt het kind bij het genereuze familielid of de vage kennis afgeleverd, met daarbij de semi-grappige toevoeging ‘Breng hem gerust pas over twee weken terug!’ Ironisch, maar met een zorgwekkend serieuze ondertoon.

Totdat vader en moeder gaan scheiden. Dan verworden de kinderen van last tot lust. Van een vanzelfsprekend aanwezige entiteit verandert zoon of dochter in een bezit. Gesprekken gaan plotsklaps over ‘hebben’, niet meer over ‘zijn’. ‘Zijn’ is van een achteloze terloopsheid. ‘Zijn’ is bestaan, is ademhalen. ‘Hebben’ niet. ‘Als ik mijn kinderen heb, wil ik van ze genieten,’ zeggen solovaders en –moeders. Het kind als entertainment. Het kind als hebbeding. Een hebbeding dat gekoesterd wordt. Zoon of dochter moet zich waarmaken, moet vader en moeder iets opleveren. Zoals elk bezit de investering waard moet zijn. Maar helaas: een kind is geen bezit. Het is een mens met nukken en grillen. Iemand die niet voortdurend van barbecue naar pretpark getransporteerd en aan familie en vrienden geëxposeerd wil worden.

Wat is stiefmoeders nuchtere inbreng dan een zegen. Zij plaatst de kinderen in het juiste perspectief: ‘Wanneer zijn ze er?’ is voor haar de centrale vraag. Of, misschien correcter: ‘Wanneer zijn ze er níet?’ En áls ze er zijn, redeneert zij, dan willen die kinderen gewoon wat klungelen en rondhangen. Bij zowel vader als moeder moeten ze zichzelf kunnen zijn. Een knuffel of aai over de bol kan het kind daarbij best gebruiken. Net als dat schattige baby’tje van weleer. Want (stief)ouders moeten er voor hun kinderen zijn. Kinderen niet voor hun ouders.

Was

Met weemoed denk ik terug aan de tijd dat mijn kinderen, dreumesen nog, blijmoedig voor het glazen deurtje van de wasmasjien hurkten. Het schommelende wasgoed, het klotsende water, het schuimende sop: daar kon geen aflevering van de Teletubbies tegenop. Vooral als de knuffels achter het glas verdwenen steeg de kinderlijke opwinding. Met 1400 toeren per minuut roteerde het lievelingsdier achter het wasmachinevenster, het apen- of berensnoetje onaangedaan tegen de ruit gedrukt – om dan zonder een spoortje hersenletsel, geurend naar dennennaalden, uit de trommel tevoorschijn te komen. Een wonder.

De belangstelling voor het wasritueel verdween tijdens de basisschoolperiode. Tijdelijk. Want intussen heeft de was opnieuw de bijzondere aandacht van het kroost. Sterker nog, het is minstens eens per week onderwerp van gesprek. Allereerst is de frequentie een agendapunt. Stiefdochter liet zich onlangs ontvallen dat er naar haar mening in ons huishouden te weinig gewassen wordt. Dit nadat zij geconstateerd had dat haar favoriete strakke crèmekleurige truitje (een totáál ander type dan de overige zeven strakke crèmekleurige truitjes die ze bezit) op dinsdagochtend nog steeds niet gewassen, gedroogd en gestreken was na het op maandagavond in de wasmand te hebben gedeponeerd.

Nu heeft zij hier een punt. Want als ik andere moeders hoor verzuchten dat ze íedere dag een was draaien, dan denk ik: hoe is het mogelijk? Dat krijg je toch enkel en alleen voor elkaar als je zes kinderen hebt die iedere nacht beurtelings het beddengoed onderkotsen? Of een paar zonen die drie keer per week voetbaltraining hebben op een zwaar bemodderd veld? In ons gezin is dit alles gelukkig niet aan de orde. Ik ben waarschijnlijk een slechte moeder, maar hier in huis is het verboden een spijkerbroek reeds na één dag dragen in de was te doen.

Een ander twistpunt betreft het opruimen van gevouwen kleding. Stápels wasgoed vouwen en vervolgens vier kinderkamers af om de kleding in de kasten te leggen: ik doe het niet meer. Deze hotelservice is voorbij. Dit leidt ofwel tot gemopper, ofwel het stoïcijns negeren van gevouwen wasgoed op de trap. Nog liever slaat men, met het risico op verzwikkingen of spierscheuring, zes traptreden over dan dat men het klaarliggende wasgoed mee naar boven neemt.

Tot slot hebben we te maken met ernstige vormen van kledingverwisseling. De pubers hier ten huize gaan op dusdanig identieke wijze gekleed dat ik werkelijk niet kan onthouden welke spijkerbroek, meisjesonderbroek of welk crèmekleurige truitje van wie is. En dan zwijg ik nog over de 84 sokken per week die erdoorheen gaan. Radeloos word ik ervan. En dat begrijpen de kinderen niet. Meerdere malen per week komt dit moederlijk falen me op verontwaardigde blikken te staan.

Ik denk dat ik maar stop met dit corvee en de kinderen bij toerbeurt naar de wasserette stuur. Dat zal ze leren.   

Liefdesbaby

Een vrouw wil een kind. Nou ja, bíjna elke vrouw. Ook als haar vent al lang geleden vader werd – ooit, toen hij nog met die ander was. Maar niet elke man wordt blij als zijn nieuwe vlam over een baby begint. De man vindt het wel best – hij heeft toch al nakomelingen op de wereld gezet? Waarom dan nóg een kind erbij? Dat geeft alleen maar gedoe, redeneert zo’n man. Maar de vrouw zet door. Leuk dat hij al kinderen heeft, ze zijn best lief en goed gelukt, maar een eigen zoon of dochter is haar diepste wens. En dus komt er een ‘tweede leg’, zoals deze kinderen ook wel geringschattend worden genoemd. Terwijl van een mannelijk leggen weinig sprake is: de vrouw doet immers het zware werk. Maar dat terzijde.

Dan is er nog een tweede categorie vrouwen met kinderwens: zij die al moeder en stiefmoeder zijn, maar nóg meer kinderen willen. Een kind van haar nieuwe man: een echte liefdesbaby. ‘Herman is het ontbrekende puzzelstukje in ons gezin,’ lezen we op het geboortekaartje van dit kind.

Ik snap deze vrouwen wel. Toch is dat ontbrekende puzzelstukje er bij ons nooit gekomen. Natuurlijk was de komst van een kleintje in die begintijd af en toe onderwerp van gesprek (en vermoedelijk was ík degene die dat gesprek begon). Een baby’tje is lief. Dat valt moeilijk te ontkennen. Zo’n schattig hoopje mens met blozende appelwangen, een wezentje dat nog wél opgetogen reageert als zijn liefhebbende ouders in het vizier komen, in tegenstelling tot de drakerige pubers die zwijgend naar hun iPod- of Xbox-scherm blijven staren als moeder na een lange werkdag de woonkamer betreedt. Op avonden met wijntjes en kaasjes van de delicatessewinkel prevelde ik heus wel eens dromerig: ‘Hoe zou een kindje van ons tweeën eruitzien?’. Maar een kind op de wereld zetten alleen om deze nieuwsgierigheid te bevredigen: nee. De nuchterheid won het keer op keer van de romantiek. En de man bracht fijntjes de poepluiers, het gedrein en de peuterpuberteit in herinnering. Wilde ik weer van voren af aan beginnen met de riedel borstvoeding – flesvoeding – fruithapje – tandjes – zwemles? Nee, realiseerde ik me toen: blij dat ik daarvan af ben. Bovendien heeft een víjfde toch wel iets 18e-eeuws. En wat dacht je van de weekeindregeling? Twaalf dagen per twee weken vier kinderen opvoeden is een fluitje van een cent – maar daarna twee dagen even tijd voor jezelf is, eufemistisch uitgedrukt, ook erg aangenaam. Om niet te zeggen bittere noodzaak. Met Herman erbij hadden we dit kinderloze weekeind met goede gesprekken, spijs en drank, theater- en vriendenbezoek en een rustgevende wandeling of nooit meer gehad.

Ik geef toe dat een liefdesbaby wel iets had kunnen betekenen voor de saamhorigheid in het gezin. Maar daar hebben we nu de katten voor. Zo’n kat, die vindt iederéén lief. En alle vrouwen in het gezin zijn vervuld van een gemeenschappelijk afgrijzen als de kat weer eens een half afgeknaagd, bloederig muisje de huiskamer binnensleept. Naast de gesprekken aan tafel en de gezamenlijk beleefde ups & downs in onze mixed family geeft dat wel saamhorigheid genoeg. Voor mij is de legpuzzel compleet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *